Patrice Riemens on Wed, 17 Dec 2003 13:16:23 +0100 (CET)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Gilles Deleuze: een gesprek over 'de nieuwe filosofen' (uit 1977!)


Waarom Gilles Deleuze (en zijn compagnon Felix Guattari) de huisfilosofen 
van de nieuwe media cultuur en van de 'beweging der bewegingen' in het 
algemeen zijn geworden, is waarschijnlijk vrij snel duidelijk na lezing 
van deze text die alweer uit 1977 dateert, en, althans op mij, 
verbijsterend premonitoir overkomt.
 
Het origineel is uiteraard gevist uit de onvolprezen (maar nietemin bij 
vlagen zeer vermoeiende) Multitudes mailinglijst.  

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = 
= = = = = = = 

Gilles Deleuze, in een gesprek over de "nieuwe filosofen" (1977)

Q - Wat is je mening over de "nieuwe filosofen"?

Gilles Deleuze (GD) - Geen. Ik geloof dat hun denken helemaal niets 
voorstelt, echt nul komma nul. En ik zie twee mogelijke redenen voor deze 
nulligheid.  Ten eerste gaan ze in de weer met grove concepten, als holle 
kiezen zo groot: dè Wet, dè Macht, dè Meester, dè Wereld, hèt Verzet, hèt 
Geloof, enz. enz. Op die manier kunnen ze idiote mengelingen tot stand 
brengen, en met oppervlakkige tweestellingen aankomen, zoals zijn 'de wet 
en de rebel'; 'de macht en de engel', en dat soort dingen. En tegelijk, 
naar mate het denken zwakker is, des te belangrijker de denker zich gaat 
voordoen, en hoe meer het onderwerp van het gezegde in gezwollenheid 
toeneemt ten opzichte van lege beweringen, zoals "ik, helder en moedig 
zijnde, ik zeg u..."; "ik, in mijn hoedanigheid van soldaat van 
Christus,..."; " ik, als lid van de verloren generatie..."; "wij, die mei 
'68 hebben meegemaakt ..., wij trappen niet meer in deze valse schijn..."  
Met deze twee manieren van argumenteren maken zij elke serieuze werk 
onmogelijk. En dat terwijl er al geruime tijd op allerlei gebieden mensen 
juist aan het werk zijn om precies dit soort fouten te vermijden. Zo is 
men bezig met het ontwikkelen van fijnmazige, dan wel heel 
gedifferentieerde concepten, juist om grove dualistische begrippen te 
vermijden. En men probeert te creatieve functies te definiëren die niet 
noodzakelijkerwijs langs de weg van de auteur-functie gaan, in de muziek, 
in de schilderkunst, bij audio- en video kunst, in de film, ja zelfs in de 
filosofie. Terwijl deze massale terugkeer naar een auteur toe, of tot een 
leeg . maar wel extreem ijdel - subject, dat grijpen naar oppervlakkige, 
clichématige concepten, dat komt allemaal neer op een bedenkelijk 
reactionaire beweging. Het lijkt de laatste onderwijshervorming wel, die 
een 'serieuze verlichting van het filosofish leerplan' inhield.

Zeg je dat omdat Bernard-Henry Levy jou en Felix Guattari fel aanvalt in 
zijn boek "De barbarij met een menselijk gezicht"?

Absoluut niet. BHL beweert dat er een verband bestaat tussen 
"Anti-Oedipus"  en 'het goedpraten van het verotte op de mesthoop van de 
decadentie' (dat is het soort taal dat hij uitslaat). En ook dat er een 
diepe band is tussen "Anti-Oedipus" en drugsverslaving. Nou ja, daar 
zullen de drugsverslaafden in elk geval om kunnen lachen. Hij schrijft ook 
dat het Cerfi (Franse anti-discriminatie bureau, PR) racistisch is: dat is 
pas echt schunnig. Ik wou het al een tijd hebben over de nieuwe filosofen, 
maar ik wist niet zo goed hoe. Zij zouden namelijk meteen hebben 
gereageerd in de trant van "hij is stinkjaloers op ons succes". Hun 
bezigheid is allerlei mensen of zaken aan te vallen, de reactie af te 
wachten en dan op de reacties te antwoorden, en te antwoorden op de 
reacties op de reacties, enz. Ik kan zoiets maar een keer doen. Ik doe het 
èèn keer en daarna niet meer. Wat voor mij de situatie veranderd heeft, is 
het boek van Aubral en Delcourt, "Tegen de nieuwe filosofie". Daarin doen 
Aubral en Delcourt echt hun best om de gedachtengang van de nieuwe 
filosofie te analyseren en hun bevindingen zijn hoogst komisch. Zij hebben 
een waarlijk inspirirend boek geschreven, zij waren de eersten om tegen 
die trend te protesteren. Zij hebben zelfs de strijd met de nieuwe 
filosofen aangebonden op het televisiescherm, in een aflevering van  
"Apostrophe" (het cult literaire programma op de Franse TV, PR). Dus, om 
met de vijand te spreken, "God" heeft me verordend om met Aubral en 
Delcourt mee te gaan, om ook van een heldere en pessimistische moed te 
getuigen.

Q - Maar als dit zo'n nullig denken is, hoe verklaar je dan dat het zoveel 
succes lijkt te hebben? Dat het om zich heen grijpt en medestanders weet 
te verwerven van het kaliber van Philippe Sollers?

GD . Hier heb je beslist met een aantal verschillende problemen te maken. 
Ten eerste is het zo dat Frankrijk al eeuwig zit te teren op het "scholen" 
model. En een school, da is pas echt een verschikking: je hebt altijd te 
maken met een 'paus', met plechtstatige verklaringen, met statements in de 
trant van "ik vertegenwoordig de avant-garde", het hele gedoe met 
verstotingen, eigenrichting, politieke ommezwaaien, enz. enz.  In het 
algemeen kan je (met die lui) stellen dat ze steeds meer gelijk denken te 
hebben naarmate ze zich vaker hebben vergist, ze kunnen dan immers beweren 
dat 'ze dat allemaal al meegemaakt hebben'. Dan krijg je dat alleen 
oud-stalinisten het recht hebben om het stalinisme te bekritiseren. Maar 
goed, hoe ellendig het ook gesteld is met die traditionele 'scholen' kan 
je ook weer niet beweren dat de nieuwe filosofen een school vormen. Wel 
vertegenwoordigen ze echt iets nieuws  in de zin dat zij in Frankrijk, in 
plaats van een nieuwe school te stichten, het lieraire en filosofische 
marketing hebben geintroduceerd. En de marketing heeft zo z'n kenmerkende 
eigenschappen:

1. Het is noodzakkelijk dat men over een boek spreekt en dat er over een 
boek gesproken wordt, meer dan dat het boek zelf spreekt of iets te zeggen 
heeft. Het moet zo zijn dat de optelsom van de krantenartikelen over het 
boek, van de interviews, besprekingen, lezingen,  en van de radio- en TV 
uitzendingen, het boek zelf vervangen, die eigenlijk net zo goed niet 
geschreven zou hoeven te zijn geweest. Daarom ligt het werk dat de nieuwe 
filosofen verrichten niet zozeer op het gebied van de boeken die ze 
schrijven als wel van de kranten artikelen die eromheen weten te laten 
breidelen, van de radio- en TV uitzendingen die ze weten te ritselen, van 
de interviews die ze geplaatst weten te krijgen, van de dossiers die ze in 
elkaar weten te laten draaien, van het nummer van Playboy waar ze zich 
binnen weten te dringen. Je ziet daar een hele scala aan activiteiten die, 
op dit niveau en met die mate van organisatie bedreven, tot nu toe buiten 
de filosofie leek te vallen, en de filosofie leek uit te sluiten. 

2. En dan, gezien vanuit een marketingsoogpunt, moet het zo zijn dat het 
boek, of het eene produkt, meerdere versies heeft, om elk wat wils te 
kunnen bieden. Zo krijg je van het eene boek een devote versie, een 
atheistische versie, een heidegerriaanse versie,  een linksistische 
versie, een voor Chirac aanhangers, een 'voor het linkse volksfront, maar 
dan wel  gematigd', en  een versie voor het centrum en zelfs een voor de 
centrum democraten (grapje van de vertaler, er staat "of zelfs een 
neo-fascistische"). Vandaar ook een verdeling der rollen om aan de 
verschillende smaken te voldoen. Zo heeft Clavel iets van Dr Mabuse, een 
Dr Mabuse die de passie preekt wel te verstaan. Jambert en Lardreau spelen 
voor Spöri en Pesch, de twee flunkies van Mabuse (klopt, ze willen 
Nietszche 'in z'n lurven pakken'). Benoist is de langafstand ros, de 
Nestor. (Bernard Henry-) Levy is soms de impresario, dan weer de 
script-girl, de compère, of de disk-jokey. Jean Cau vindt het allemaal 
geweldig; Fabre-luce bekent zich tot volgeling van Glucksmann; Benda gaat 
in de herdruk, want lang leve de deugden van de klerk. Wat een vreemde 
zooi allemaal ... 

(Philippe) Sollers was de laatste in Frankrijk die nog op de ouderwetse 
manier school maakte, compleet met paus, excommunicaties en 
standgerichten. Ik vermoed dat hij, toen hij die nieuwe onderneming 
doorhad, gedacht moet hebben, pollens! (weer een grap vd vertaler) die lui 
hebben gelijk, je moet met die jongens een verbond sluiten, het zou stom 
zijn om zoiets te missen. Hij is wat aan de late kant, maar hij had wel 
degelijk iets door. Want dat gebeuren met de marketing dat plotseling iets 
te maken krijgt met filosofieboeken, dat is echt iets nieuws, het is een 
idee, "je moest er maar op komen". Dat de nieuwe filosofen een lege 
auteur-functie in ere herstellen, dat ze in de weer gaan met ledige 
concepten, dat hele reactionaire gedoe neemt niet weg dat er sprake is van 
een echte modernisme, van een heel gelikte analyse van het literaire 
landschap en van de culturele markt. Zo bezien kan ik het me voorstellen 
dat sommigen van ons zelfs een zekere sympathieke bellangstelling kunnen 
opbrengen voor deze operatie, gezien vanuit een zuivere naturalistische of 
insektenkundige oogpunt. Voor mij ligt het anders, want mijn oogpunt is 
teratologisch (schijnt iets te maken te hebben met 'vervormings/ 
verminkingskunde', PR) van aard: dan is het gewoon een horreur.

Q- Maar als het alleen maar een zaak van marketing is, hoe leg je dan uit 
dat wij eerst op hun hebben moeten wachten, en dat het nu het moment is 
dat het lijkt dat ze succes gaan krijgen?

GD- Om meerdere redenen, die ons boven het hoofd gaan, en dat van hunnie 
trouwens ook. Andre Scala heeft heel precies de omslag geanalyseerd die 
plaats gevonden heeft in de relatie tussen journalisten en schrijvers,  
tussen de pers en het boekbedrijf. In samenspanning met radio en televisie 
is het journalisme zich er steeds meer bewust van geworden dat het 'het 
nieuws' can creëren, kijk bijvoorbeeld naar het 'gecontroleerd lekken', de 
opiniepeilingen, Watergate. En naarmate het steeds minder de noodzaak 
voelde om zich te verstaan met externe omstandigheden en gebeurtenissen, 
aangezien het een groot gedeelte daarvan zelf tot stand bracht,  werd het 
ook steeds minder geneigd om een beroep te doen op analyses die van buiten 
de journalistiek zelf kwamen, of hun mening te vragen aan personages van 
het type 'intellectueel', of 'schrijver'. De journalistiek ontdekte als 
het ware in zich zelf een denken dat autonoom, en vooral toereikend was. 
Dat is de reden waarom, a la limiet, een boek minder gewicht in de schaal 
legt dan het artikel dat men erover schrijft, of het interview waartoe het 
aanleiding geeft. Intellectuelen en schrijvers, ja zelfs artiesten, worden 
thans uitgenodigd om zelf journalisten te worden willen zij aan de nieuwe 
norm conformeren.  Wij hebben te maken met een nieuw type van denken: het 
interview-denken, het gesprek-denken, het instant-denken. Je kunt je nu al 
een boek voorstellen dat uit een krantenartikel ontstaat, en niet 
andersom. De verhoudingen tussen journalisten en intellectuelen zijn 180 
graden omgedraaid. Het is allemaal op het televisiescherm begonnen, met de 
dressurnummers die interviewers ja-knikkende intellectuelen opgedrongen 
hebben. De krant (tegenwoordig zou je 'de media' zeggen, PR) heeft het 
boek niet langer nodig. Ik beweer niet dat deze omkering, deze 
'domesticatie' van de intellectueel, deze journalisering op zich een ramp 
is. Wat gebeurt is, is dat op het moment dat het schrijven en het denken 
zich ging ontdoen van de auteur-funktie, op het moment dat de creativiteit 
niet meer automatisch via de auteur-funktie tot uitdrukking kwam, 
diezelfde auteur-funktie door radio en televisie, en de journalistiek 
overgenomen werd. Journalisten werden dus de nieuwe auteurs, en schrijvers 
die nog als auteurs herkend wilden worden moesten met journalisten in zee 
gaan, of zelf hun eigen journalisten worden. Een beroep dat mettertijd in 
kwade reuk was geraakt hervond door van locus en van subject te veranderen 
een nieuwe moderniteit en  herwon een plek in de mainstream. Dat is wat 
intellectuele marketing als bedrijfstak mogelijk heeft gemaakt. Gebeuren 
of staan er dan geen andere dingen op de tv, de radio of in de kranten? 
Zeker wel, maar dat is niet langer een zaak van de nieuwe filosofen. We 
komen er straks nog op terug.

Maar er is nog iets anders aan de hand. Wij zitten al een hele tijd in een 
verkiezingsperiode. Dat komt omdat verkiezingen niet langer een bepaalde 
punt in de tijd - die en die dag, op die plaats - vormen. Zij zijn nu meer 
als een soort raster die invloed heeft op de manier waarop wij de 
politieke realiteit begrijpen, of zelfs waarnemen. Alle gebeurtenissen, 
alle issues worden op deze vervormende raster terugherleid. De 
omstandigheden waarin tegenwoordig de verkiezingsstrijd wordt gevoerd doet 
het gebruikelijke peil van stompzinnigheid vervaarlijk stijgen. Nu is het 
juist op dat raster dat de nieuwe filosofen zich van meet af aan geplaatst 
hebben. Het doet er verder niet toe dat sommigen van hen zich aanvankelijk 
hebben verzet tegen de Unie van links, terwijl anderen juist een 
think-tank voor Mitterand wilden beginnen.  Die twee stromingen zijn 
allengs gelijk gaan lopen, verenigd in een zeker afkeer van links, maar 
vooral op een thema dat al aanwezig was in hun eerste boeken: de haat van 
(mei) '68. Het was wie het meest op '68 kon schelden. Het is op basis van 
die haat dat ze hun stellingname hebben geconstrueerd: "Wij, die meegedaan 
hebben met mei '68 ( oh ja?), wij mogen zeggen dat het echt een dom gedoe 
was, en we zullen het nooit meer doen!". Zuur doen over '68, dat is alles 
wat ze in de aanbieding hebben. In die zin passen ze perfect in het 
permanente verkiezingsraster, wat ze ook verder voor politieke positie 
innemen. Vanaf dat moment kan alles de gehaktmolen in: marxisme, maoiesme, 
socialisme, noem maar op. Niet omdat de rëeel bestaande strijd nieuwe 
vijanden zou hebben doen onstaan, dan wel nieuwe problemen en nieuwe 
oplossingen, maar omdat dè Revolutie op alle manieren en voor nu en altijd 
onmogelijk verklaard dient te worden.  Daarom moeten alle concepten die 
begonnen te funktioneren op een veel meer gedifferentiërde manier, neem de 
discussies rond macht, verzet, wensen en lusten, of zelfs het "volk" 
(tegenwoordig: "de multitude(s)", PR ;-), die moeten allemaal weer 
grofkluitig worden gemaakt en bijeengedreven in de suffe (pseudo)eenheid 
van dè Macht, dè Kerk, dè Staat, enz.  Dat is ook de reden waarom het 
Denkend Subjekt weer op de bühne verschijnt, want voor de nieuwe filosofen 
is de enige mogelijke revolutie de zuivere daad van de Denker himself die 
de revolutie voor dood verklaart. 

Waar ik echt van walg bij ze is in wezen eenvoudig: de nieuwe filosofen 
doen aan maartelaarschapskunde ('martyrologie') ten koste van de 
slachtoffers van de Goelag, en van de geschiedenis in het algemeen. Zij 
teren op lijken. Zij hebben de getuige-funktie ontdekt, dat als een en 
dezefde dienst doet met de auteur-funktie en de schijver-funktie (zie het 
Payboy nummer: "Wij zijn de getuigen..."). Maar ze bedoelen eigenlijk dat 
de slachtoffers er nooit zouden zijn geweest, als die maar net zoals hun 
gedacht, of gesproken hadden. Het moest zo zijn dat de slachtoffers op een 
heel andere manier dachten of leefden teneinde uiting te geven aan degenen 
die in hun naam weenen, en die in hun naam spreken, en namens hun aan 
iedereen de les lezen. Zij die echt hun leven op het spel zetten denken 
meestal aan leven, niet aan doodgaan en aan verbittering of morbiede 
ijdelheid. Verzetsstrijders zijn eerder nogal levenslustige figuren. Men 
heeft nog nooit iemand opgesloten omdat hij onmachtig of pessimistisch 
was, eerder het tegendeel. Als je het vanuit het oogpunt van de nieuwe 
filosofen bekijkt, zijn de slachtoffers sukkels die zich te grazen hebben 
laten nemen, omdat ze nog niet door hadden wat de nieuwe filosofen nu wel 
door hebben. Als ik lid was van een vereniging van oud-verzetstrijders of 
van kampen-slachtoffers zou ik een klacht indienen tegen de nieuwe 
filosofen, omdat zij de Goelag-ingezetenen wel een beetje erg minachten.

Q - Als jij de marketing aanvalt, betekent dat dat je pleit voor het 
ouderwetse boek, voor ouderwetse denkscholen? 

GD - Nee, nee en nog eens nee! Het is helemaal niet nodig om zo'n keuze te 
maken, óf marketing óf ouderwetse methoden. Dat is een valse keuze. Alles 
wat op het ogenblik echt leeft heeft niets meer met deze tweedeling te 
maken. Kijk naar de manier waarop musici aan het werk zijn, hoe het in de 
wetenschappen aan toe gaat, hoe sommige schilders hun productie 
organiseren, hoe geografen hun discipline inrichten, zoals bijvoorbeeld 
met het blad 'Herodote'. Het eerste kenmerk daarvan ligt in de ontmoeting. 
Denk dan niet zozeer aan colloquia of debatavonden, maar in de zin dat als 
je op een bepaald gebied werkt, je mensen ontmoet die op een heel ander 
gebied bezig zijn, alsof de oplossing altijd vanuit een ander domein dan 
je eigen komt. En het gaat hier niet om gemaakte analogieën of  
intellectuele metaforen, maar om daadwerkelijke kruisbestuivingen, om 
echte snijlijnen. Om een voorbeeld te noemen, en dit bepaald voorbeeld is 
belangrijk, omdat de nieuwe filosofen het voortdurend hebben over de 
geschiedenis van de filosofie: Andre Robinet is vandaag de dag bezig de 
geschiedenis van de filosofie geheel te vernieuwen, met behulp van 
computers; en daarbij komt hij onherroepelijk Xenakis tegen. Dat 
wiskundigen in staat blijken om een niet wiskundig probleem een zodanige 
wending te geven, of zodanig om te vormen dat zij ermee in de weer kunnen 
betekent niet dat het probleem nu een wiskundige oplossing krijgt, maar 
dat het een wiskundig component heeft dat zich laat vervlechten met andere 
componenten. Daartegenover staat de manier waarmee de nieuwe filosofen met 
'dè' wetenschap omgaan en die is schikbarend. De kennismaking met en door 
je eigen werk met het werk van andere disciplines, van musici, schilders 
of wetenschappers is de enige werkwijze tegenwoordig waarmee je niet weer 
herleidt wordt tot ouderwetse scholen of het neo-marketing gebeuren. Het 
zijn die enkele momenten die fungeren als brandhaarden van creatie, en die 
werken op basis van creatieve funkties die onafhankelijk zijn en losstaan 
van de auteur-funktie. En dit geldt niet alleen voor de kruisbestuiving 
van verschillende vakgebieden. Ook op het niveau van de afzonderlijke 
vakgebieden, binnen die vakgebieden, zelf binnen onderdelen van die 
vakgebieden, hoe klein ook, vindt die zelfde vervlechting plaats. 
Filosofen moeten daarom vanuit allerlei hoeken vandaan komen en opereren. 
Niet in de zin dat filosofie afhankelijk zou zijn van een 
alomtegenwoordige populaire wijsheid, maar in de zin dat elke ontmoeting 
nieuwe kennis crëeert, en een nieuwe aanwending van die kennis, met een 
nieuwe situatie die daarbij hoort, bijvoorbeeld 'indy' bands en labels, en 
radio-piraten. En wat zien wij nu? Elke keer dat de creatieve funkties op 
die manier de auteur-funktie achter zich laten gaat deze haar toevlucht 
zoeken in een nieuwe conformisme opgetrokken uit PR en marketing. Dit 
leidt tot een hele rij min of meer openlijke en zichtbare conflikten: 
film, radio en televisie zijn even zovele mogelijkheden voor de creatieve 
functies die de auteur-funktie gedumpt hebben; nochthans reconstrueert de 
auteur-funktie zich binnen de conformistische gebruiken van uitgerekend 
deze zelfde media. Grote fimproduktie-maatschappijen besluiten dat ze het 
'cinema d'auteur' maar weer eens gaan voortrekken: Jean-Luc Godard slaagt 
er dan in om iets creatiefs op de treurbuis (grap vd vertaler, PR) te 
krijgen; maar de machtige omroeporganisaties heeft zo haar eigen 
auteur-funktie en zal verdere creatie frustreren. En op het moment dat de 
literatuur, de muziek, enz. nieuwe creatie-gebieden ontginnen, steekt de 
auteur-funktie gelijk de kop op binnen de journalistiek, en begint prompt 
de creatieve funkties zozel van de journalistiek zelf als van de 
literatuur uit te schakelen. En daar komen we weer terecht bij de nieuwe 
filosofen: die hebben me daar een verstikkende, luchtdichte cultuurkamer 
ingericht. Zij vertegenwoordigen de negatie van elke politiek, van elk 
experiment. 

Om het kort te houden: ik verwijt ze dat ze het werk van smeerlappen doen; 
dat hun werk perfekt past in een nieuwe hyper-reactionaire verhouding 
tussen pers en boek. Een nieuwe verhouding inderdaad, maar vooral een 
conformerende verhouding. De nieuwe filosofen zijn hierbij betrekkelijk 
onbelangrijk. Zouden ze morgen van de aardbodem verdwijnen, dan nog kun je 
er vergif op in nemen dat hun marketing drive navolgers zal vinden. Die 
houdt namelijk de totale onderwerping van het denken aan de media. En 
tegelijkertijd voorziet zij dezelfde media met het minumum aan waarborg en 
intellectuele rust om elke poging tot creatie die hen in beweging zou 
kunnen brengen de nek om te draaien. Hoe meer stompzinnige debatavonden, 
hoe meer narcicistische auteurs-filmpjes, en hoe minder tijd je over houdt 
voor creatie, of het nu voor de televisie of voor andere media is. Ik zou 
een handvest voor intellectuelen voor willen stellen, die over hun 
tegenwoordige verhouding met de media zou moeten gaan en rekening zou 
moeten houden met de nieuwe machtsverhoudingen: gewoon weigeren, of 
althans forse eisen stellen, en nog liever zelf producent worden, in 
plaats van tot auteurs te verworden die alleen maar de brutaliteit van 
bediendes of de zeikerigheid van ingehuurde clowns kunnen vertonen. 
Beckett en Godard zijn in staat geweest om hieraan te ontsnappen, en op 
hun eigen, verschillende manieren te blijven creeren. En er liggen heel 
veel kansen om hetzelfde te doen op het gebied van film, beeld en geluid, 
muziek, literatuur, noem maar op... Maar de nieuwe filosofen, het is een 
soort besmettelijke ziekte die dat allemaal onmogelijk wil maken. Er komt 
geen sprankje van leven door hun handen, maar ze zullen hun doel hebben 
bereikt als ze lang genoeg in het medialandschap blijven opereren om wat 
dan ook dood te lullen.

5 juni 1977   

vertaald door Patrice Riemens

______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (grootveld@nrc.nl).