keesstad on Wed, 9 Nov 2005 21:02:01 +0100 (CET)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Over Autonome Media


Recensie Autonomous Media, activating resistance & dissent (Cumulus
Press Montreal 2005, www.cumuluspress.com) 168 pagina's, 13 euro

Canadese actievoerders hebben een boekje gemaakt over de
verschillende vormen van media die om de hoek komen kijken als je de
wereld bij de kladden probeert te pakken. Het boekje bevat niet zozeer
de gebruikelijke tirade tegen de 'burgerlijke media', maar verhaalt vooral
over eigen ervaringen met moderne communicatiemiddelen en biedt
inzicht in de mogelijkheden (en problemen) daarvan.

Het boekje is een bundel van stukken van verschillende schrijvers die
actief zijn met bepaalde media. In een inleidend hoofdstuk beschrijft
media- activist en -theoreticus Scott Uzelman het fenomeen autonome
media. Dat is wat anders dan de aloude 'alternatieve media', die
hoofdzakelijk gericht zijn op het geven van informatie die de
commerciële media over het hoofd zien. Uzelman merkt op dat bij
politieke strijd tegenwoordig de factor communicatie veel belangrijker is
geworden dan vroeger en dat tegenwoordig (bijna) iedereen die aan
een bepaalde campagne deelneemt, ook op een of andere manier bij
mediawerk betrokken is. Autonome media omvatten vaak experimenten
met nieuwe technieken maar richten zich ook op het opbouwen van
democratische(re) media- structuren en zijn daarmee een impliciete
kritiek op bestaande commerciële media. Dat betreft zowel de
werkwijze, die breekt met het hiërarchische model met beslissende
hoofdredacteuren en dergelijke, als de vorm; mediagebruikers kunnen
de berichtgeving actief aanvullen waarmee het aloude
eenrichtingsverkeer (wij zenden, u ontvangt) verdwijnt. Het publiek
wordt niet meer beschouwd als een kluit passieve media- consumenten,
maar als mensen van wie verwacht wordt dat ze in de communicatie
participeren. Ook signaleert Uzelman dat de diversiteit van media-
activiteiten sterk uitgebreid is bij acties en campagnes, waarbij ook
allerlei vormen van kunst en straatevenementen tot het arsenaal
gerekend worden, die ook weer op directe participatie van het 'publiek'
rekenen. Overigens stelt de schrijver dat ook de oude alternatieve
media en aanhoudende kritiek op de commerciële media belangrijk
blijven (en vaak een rol blijven spelen).

Een hoofdstukje over vrije radio's, hanteert het begrip Tijdelijke
Autonome Radio (TAR) en beschrijft het groeiende gebruik van micro-
zenders. Die hebben een beperkt bereik en zijn vooral te gebruiken in
dichtbevolkt stedelijk gebied. Er worden voorbeelden gegeven dat dit
korte tijd goed kan werken, zoals tijdens de opstand tegen de WTO-
vergadering in Seattle in 1999, waarbij verschillende kleine zenders
naast een grotere piraat en legale studentenradio's actief waren. Een
van de zenders hing gewoon ergens in een boom. De radiomakers
hadden in de weken ervoor de stad flink volgeplakt met stikkers en
stencils om mensen te attenderen op de frequenties waarop ze uit
zouden zenden. De schrijfster Marian van der Zon heeft ook oog voor
de beperkingen, zoals de instabiliteit van het medium, dat vaak uitvalt of
onvindbaar is of weggedrukt wordt door andere zenders. Maar een
grappige constatering, die ook in andere hoofdstukken gemaakt wordt,
is dat het effect van zo'n zender niet alleen afgemeten moet worden aan
het bereik. Het feit dat mensen zelf aan de slag gaan met nieuws en wat
ze daardoor over de thematiek en de techniek leren, is even belangrijk.
Je bent bij wijze van spreken je eigen publiek.

In het hoofdstuk 'How Open is Open' wordt door Andrea Langlois
ingegaan op de ervaringen van de verschillende Indymedia's (oftewel
IMC's, Independent Media Centers). Het bevat een interessante
beschrijving van het ontstaan en de ontwikkeling van het IMC-netwerk,
waarbij opgemerkt wordt dat ten onrechte vaak gedacht wordt dat de
IMC-ers alleen maar slim omgegaan zijn met de bestaande
technologische mogelijkheden. Ze hebben de technologische en
praktische middelen die ze nodig hadden grotendeels ook zelf
ontwikkeld en aangepast. Maar wat vooral interessant is aan het stuk, is
dat het ook ingaat op de problemen die er opduiken bij pogingen om de
informatiekanalen daadwerkelijk 'open' te maken en houden, en de
verschillende oplossingen die er ingesteld zijn toen er bedacht werd dat
er toch een vorm van ingrijpen nodig was. Zo zijn er verschillende IMC's
beticht van antisemitisme of andere vormen van discriminatie, waarna
er wat aan het beleid bijgesteld moest worden en er dus onherroepelijk
mensen kwamen die meer macht hadden dan anderen. De schrijfster
komt tot een optimistische conclusie. Ondanks veel problemen en
geruzie is er onder meer een bloeiende discussie over 'open publishing'
ontstaan die de media-activisten gedwongen heeft om nauwkeuriger te
beschrijven wat ze nu willen. Het heeft ook geleid tot een lawine aan
nieuwe technieken. "Het probleem is niet dat je bepaalde besluiten
moet nemen. Wat belangrijk is, is dat je die neemt op basis van
principes die transparant zijn".

Ex-Adbusters-medewerker Tom Liacas behandelt het ogenschijnlijk al
platbesproken thema culturejamming (cultuurkraken). Dat gaat over het
"spelen met en ondermijnen van ons omringende uitingen van
communicatie en interactie, zoals reclame, logo's, publieke
manifestaties, winkelketens...". Niet nieuw maar enorm opgebloeid
binnen de rafelranden van de globaliseringsnetwerken. Liacas merkt op
dat het fenomeen ook wat gladgestreken en smetteloos gemaakt
dreigde te worden door de professionele Media Foundation van
Adbusters-oprichter Kalle Lasn. Maar in Slovenië ontstond bijvoorbeeld
het Memefest (www.memefest.org) met een interactieve website en een
jaarlijks festival waar ook plaats is voor minder politiek correct gekraak.
Over het resultaat van jaren cultuurkraken twijfelt Liacas toch. Hoe
subversief is de zoveelste 'adbust' van een reclamebord, en in hoeverre
zet het mensen daadwerkelijk aan om zelf actief te worden? Ook hier
weer concludeert de schrijver dat het het belangrijkste was dat ze zelf
een groepje vormden die ging ingrijpen in wat hen niet zinde. "We
wisten dat als we een reclamecampagne zagen die ons tegenstond, we
binnen een week wat konden maken om die te lijf te gaan. Het
daadwerkelijk veranderen van de structuur die die cultuur produceert
die ons tegenstaat zal wat meer tijd kosten". Geen wondermiddel dus
waar je overspannen verwachtingen van mag koesteren, maar vooral
een manier om jezelf staande te houden temidden van de waanzin van
de consumptiecultuur en ook nog wat pret te hebben.

Andrea Schmidt beschrijft haar ervaringen met een poging om
onafhankelijke berichtgeving te bedrijven over de oorlog in Irak. Ze ging
erheen en probeerde met schaarse middelen daar vandaan anders te
berichten dan de gewone media deden. Ze beschrijft vooral hoe moeilijk
dat was, vooral omdat de situatie zo hopeloos was. Haar conclusie is
dat het bijna onmogelijk is om dat goed te doen. Achteraf zag ze in dat
ze grotendeels in de val trapte waarin de andere journalisten zich ook
bevinden. In plaats van zich te richten op het doorgeven van de
meningen van de Irakezen zelf, zag ze zich toch vooral zelf berichten
over wat ze om zich heen zag, waarbij ze min of meer automatisch
inzoomde op dezelfde spektakels van bomaanslagen en militaire
aanvallen. Verschil was er natuurlijk wel, al was het maar omdat ze zich
niet liet 'beschermen' door het Amerikaanse leger en zelf bepaalde waar
ze heen ging. Maar de mogelijkheden waren - ook door de gevaarlijke
omstandigheden - beperkt. Bovendien stond ze onder dezelfde tijdsdruk
als gewone journalisten om vaak en snel berichten te sturen. Ook
onafhankelijke journalisten worden vaak betaald door organisaties die
productie willen zien. Het alternatief volgens de schrijfster is het
opbouwen van duurzame samenwerkingsverbanden met mensen uit de
lokale bevolking, die plek moeten krijgen in de berichtgeving. Daarvoor
moet je ook werken aan een internationale solidariteitsbeweging die dat
als een van haar taken ziet en op een transparante manier aan
communicatiekanalen werkt. En dat is allerminst eenvoudig, zeker
temidden van een verschrikkelijke oorlog.

Een - vanuit Europa gezien - onverwacht hoofdstuk gaat over
daklozenkranten. Deze zijn de laatste jaren in veel steden overal op de
wereld ontstaan. Het hoofdstuk is geschreven door Isabelle Mailloux-
Beïque, die zelf op straat in Montreal leefde en aanvankelijk geen
enkele band met actiegroepen had. Ze beschrijft hoe ze voor het eerst
contact maakte toen ze doodnerveus een vergadering binnenstapte van
het indymediacenter ter voorbereiding van de protesten tegen de FTAA-
top in Quebec in 2001. Sindsdien draait ze daarin mee en is ze
communicatie gaan studeren. Ze besloot een onderzoek te gaan doen
onder de verkopers van de lokale daklozenkrant in Montreal L'Itinéraire.
Die krant is ontstaan nadat daklozen in samenwerking met sociaal
werkers een eigen lokaal openden. De krant moet voortdurend alle
zeilen bijzetten om onder moeilijke omstandigheden te overleven. Het
blad wordt door de makers duidelijk gezien als een strijdbaar orgaan,
dat vooral moet gaan over de politieke en sociale oorzaken van hun
armoede. Bovendien wordt de inhoud ook gemaakt door de daklozen
zelf, die 'straatjournalisten' genoemd worden. Het blad is ook een
middel om wat inkomen te verwerven, maar het politieke doel staat
voorop. Dat maakt het blad veel interessanter dan de Europese
varianten, die vaak van bovenaf georganiseerd zijn door een of andere
hulpinstantie. Dat verschil signaleert de schrijfster ook, en geldt
eveneens voor andere vergelijkbare bladen op het Amerikaanse
continent. Voor de verkopers is het een belangrijk verschil; het is hún
krant en ze zijn onderdeel van een strijdbaar collectief dat wat aan hun
eigen problemen probeert te doen. Ze zijn niet alleen verkopers, maar
ook zelf journalisten, waardoor ook de verhouding met het publiek
verandert. En ze hebben keiharde kritiek op het functioneren van de
commerciële kranten die niet of slecht berichten over hun problemen en
de oorzaken daarvan.

Screening the Revolution handelt over het bekendere fenomeen van
video-activisme. Het beschrijft de sterk toegenomen rol van
videomaken bij het verslaan van acties en opstanden en signaleert
enkele belangrijke effecten. Zo zijn er vaak dermate veel mensen met
video-camera's bij acties, dat gebeurtenissen vanuit verschillende
perspectieven vastgelegd worden. Dit doorbreekt wederom het aloude
model dat één filmer bepaalt hoe iets verslagen en voor het nageslacht
vastgelegd wordt. Videoproducties zijn vaak een samenwerking van
soms tientallen verschillende filmers, die elkaar soms alleen via email
kennen. Ook praktisch heeft het nut, zoals bij rechtszaken van mensen
die gearresteerd werden en met de videobeelden konden bewijzen dat
de voorgeschotelde politieversie niet klopte. De schrijver (David
Widgington) wijst verder op het belang van het ontstaan van
videocollectieven. Deze filmen niet alleen, maar produceren ook films
en organiseren vertoningen. Bovendien kunnen groepen die acties
organiseren of een thema aan willen snijden hun hulp inroepen. Als
voorbeeld voert hij zijn eigen collectief Les Lucioles op, die zelf films
maakt en zich openstelt voor producties van derden en regelmatig
videobanden maakt vol korte filmpjes die in drukbezochte
bijeenkomsten vertoond worden. Widgington geeft ook voorbeelden van
andere videoprojecten die gezorgd hebben voor zichtbaarheid van
politieke conflicten, zoals het Witness-project, en initiatieven om lokale
publieke kanalen te benutten. Als een van de weinigen in dit boek gaat
hij ook in op het probleem van de overdaad aan informatie die er aan
het ontstaan is. Sommigen stellen dat de mens daardoor dreigt te
verzuipen in informatie en niet meer weet waar hij of zij die moet
zoeken. Media-activisten moeten volgens de schrijver juist actief
omgaan met de verscheidenheid aan bronnen - inclusief diegene waar
je het misschien niet helemaal mee eens bent, en die aanprijzen bij het
publiek als praktisch alternatief voor de "monolitische commerciële
verdraaiers van feiten die doorgaan voor nieuwsverschaffers".

Ten slotte is er nog een hoofdstuk over de veelbelovende ontwikkeling
van weblogs, waarmee het berichtgevingsmonopolie helemaal
doorbroken wordt. Dawn Paley beschrijft een groot aantal voorbeelden
die aangeven hoe daarmee berichten de wereld inkomen die anders
onbekend zouden blijven. Ze voert daartoe niet alleen de bekende
Bagdad Blogger op, maar ook de minder bekende bibliothecaresse die
op http://www.librarian.net/ verhaalt over de problemen die bibliotheken
ondergaan door privatisering en censuurmaatregelen. De schrijfster
signaleert ook het probleem van de overkill aan blogs, maar beschrijft
daarbij dat er juist veel naar elkaar doorgelinkt wordt of geordend,
waardoor er weer een soort autonome structuur van de informatie
ontstaat. Ze wijst bovendien op het feit dat er een soort 'blog- etiek' aan
het ontstaan is die bloggers voorschrijft hoe ze met nieuws en
geruchten om moeten gaan, waardoor de geloofwaardigheid van de
informatie vergroot wordt. Ze ziet de kracht van het bloggen vooral in
het beschikbaar maken van allerhande informatie en de uitwisseling
ervan, en bejubelt de diversiteit en het feit dat je daadwerkelijk zelf
verslaggever bent.

Het boek eindigt met wat wijze woorden over de potentie van
zelforganisatie en netwerken op het gebied van media-activisme.
Participatie is daarbij het toverwoord. Waar het om gaat is de netwerken
uit te breiden en sterker te maken. Zo ontstaat er langzaam maar zeker
een 'communicatieve tegenmacht'.

Door de combinatie van persoonlijke verhalen en ervaringen met
informatie van bestaande praktijken en wat meer theoretische
bespiegelingen is er een nuttig en inspirerend boek ontstaan, dat
aanbevolen kan worden aan iedereen die wat aan de wereld wil
versleutelen. Elk hoofdstuk wordt bovendien afgesloten met handige
verwijzingen naar bronnen en websites voor meer informatie over het
behandelde thema. Netwerkers van de wereld, verenigt U!

Kees Stad (artikel verscheen in tijdschrift Ravage, nr. 13, 14/10/05)

______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).