Eric Kluitenberg on Sat, 2 Dec 2006 13:14:40 +0100 (CET)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Het Netwerk van Golven


beste nettime-nl'ers,

Hierbijj post ik de introductie-tekst voor Open #11 - Cahier over Kunst en het Publieke Domein, rond het thema Hybride Ruimte, met enkele minimale edits. Alle relevante informatie over het thema- nummer is te vinden op de website van NAi Uitgevers:
http://www.naipublishers.nl/kunst/open11_nl.html


Het is eigenlijk curieus dat op nettime-nl maar zelden complete essays of teksten worden gepost - i.t.t. de internationale nettime lijst functioneert dit forum primair als aankondigings- en informatie- kanaal. Eigenlijk jammer. Deze tekst is origineel in het Nederlands geschreven en leek me daarom zeer geschikt voor verspreiding hier. Ik hoop dat er nog één of twee subscribers zijn die het leuk vinden om dit te lezen...

vriendelijke groet,
eric

------------------

Het Netwerk van Golven

Leven en handelen in een hybride ruimte

De kantoorruimtes waar ik boven woon, in een hoekhuis in de Indische Buurt ergens in Amsterdam-Oost, boden eertijds onderdak aan een wijkbureau van de politie. Ik woonde er toen nog niet. De plek was voor korte tijd nationaal nieuws vanwege een behoorlijke rel die er zich afspeelde. Één of twee Marokkaanse jongens waren opgebracht naar het bureau voor een klein vergrijp. Volgens hun vrienden was dit niet terecht en ze achtervolgden de politie naar het bureau om de agenten daar te belagen. Het waren echter niet alleen die paar vrienden die achter de agenten aan renden, maar het was een veel grotere groep die plotseling opdook bij het bureau, bijna vanuit het niets en exact op het moment dat de jongens werden opgebracht. Dit fenomeen dat we later een ‘flash mob’ (1) zouden gaan noemen, was destijds nog relatief nieuw. De politie ter plekke was onaangenaam verrast en moest inderhaast versterkingen oproepen om met de belagers te 'dealen'. Na afloop sprak een politiewoordvoerder er schande van dat de Marokkaanse jongeren hun mobieltjes hadden gebruikt om de groep te mobiliseren. Hoe anders hadden deze jongeren allemaal tegelijk kunnen weten dat er iets gaande was waarbij hun lijfelijke aanwezigheid ‘dringend gewenst’ was? En waar ze precies moesten zijn? Wat de woordvoerder bedoelde was dat de jongeren sms-mailinglijstjes hadden samengesteld en zo sms hadden benut om zoveel en zo snel mogelijk mensen bij elkaar te krijgen. SMS via mailinglijsten was een populaire toepassing, omdat het versturen en ontvangen van sms- tekstberichtjes destijds nog gratis was.

‘Flash mobs’ kregen enkele jaren geleden veel aandacht in de massamedia. Semi-spontane bijeenkomsten in publieke ruimte van groepen mensen die elkaar niet of nauwelijks kennen, die gezamenlijk, synchroon en gedurende korte tijd een bepaalde handeling uitvoeren en vervolgens weer oplossen in ‘het publiek’, dat non-descript is en geen bepalende kenmerken heeft zoals banners, een uniform, een logo. De regie en communicatie over de bijeenkomst worden gevoerd via sms, of e-mail, waarin instructies aan deelnemers staan (waar, wanneer en wat). Die berichtjes kunnen vervolgens eenvoudig aan vrienden en kennissen worden doorgestuurd met het doel een kettingreactie met sneeuwbaleffect op gang te brengen waardoor een onvoorspelbaar grote groep op afgesproken tijdstip en plek zal verschijnen.

Reclaim the Mall!!

Het ‘flash-mob’-fenomeen vindt volgens sommigen zijn oorsprong in enkele tamelijk balorige acties in grote winkelcentra in Amerikaanse steden, die tijdelijk en speels werden ontregeld. Deze acties hadden meestal geen politieke betekenis. Eind jaren negentig verandert dit. De dan zeer actieve beweging ‘Reclaim the Streets’ (2), die georchestreerde ongeoorloofde ‘street raves’ in de publieke ruimte van grote steden organiseerde, maakte intensief gebruik van sms- en e- maillijsten bij het organiseren van quasi spontane straatfeesten. Zij gaf deze straatfeesten echter wel degelijk een gelaagde politieke agenda. Ze kregen doorgaans concrete politieke en maatschappelijke thema’s en werden gekoppeld aan acties, zoals steun aan een staking van metropersoneel in Londen. Tegelijk wilde de beweging met deze acties de publieke ruimte bevrijden uit haar economische gedetermineerdheid (transport, shoppen, reclame), samengevat in de slogan “The streets for people!”). De feesten kenden een vaste procedure. De avond tevoren werd een geluidswagen met generator, dj- set en veel geluidsboxen in een brede straat geparkeerd. Kort voor de start werd een dubbele aanrijding in scène gezet, aan het begin en aan het einde van de straat. Cruciaal hierbij was de berichtgeving aan de deelnemers, die de organisatoren in principe niet kennen. Zij ontvingen een kort bericht met sobere aanwijzingen over plek, datum en tijd en een enkele instructie: “wacht op de oranje rook - dan begint de rave”. Door de dubbele aanrijding was de straat op het afgesproken tijdstip afgesloten voor alle verkeer. De auto’s die werden ingezet zijn voorzien van rookbommen die door de minibotsing afgingen en enorme oranje rookpluimen produceerden, zichtbaar tot in de wijde omgeving. Dit was het teken waar de ‘Reclaim the Street’-mob op zat te wachten en de straat stroomde plotseling vol met mensen, soms meer dan duizend tegelijk, terwijl vanaf de vooraf geparkeerde truck of bus de muziek begonnen te dreunen....

Deze voorbeelden tonen aan dat we in een ruimte leven waarin het publieke op een nieuwe wijze wordt geconfigureerd door een veelheid van media- en communicatienetwerken die zich met de sociale en politieke functies van die ruimte verweven tot een zogenaamde hybride ruimte. Over de traditionele ruimte zijn elektronische netwerken gelegd zoals die van mobiele telefoons en andere draadloze media. Deze stapeling vormt een zeer instabiel, ongelijkmatig en voortdurend veranderend systeem. De sociale fenomenen die zich in dit nieuwe type ruimte afspelen kunnen we niet goed begrijpen zonder de structuur van die ruimte heel precies te analyseren.

Hoe Marokkaanse jongeren in Amsterdam-Oost sms-lijstjes gebruikten om zich razendsnel en effectief te mobiliseren tegen in hun ogen onterecht politiegeweld, is een interessant voorbeeld. Het laat zien hoe een sociale groep die zich in een sociaal gesegregeerde en gestigmatiseerde positie bevindt zich een nieuwe beschikbare technologie toeeigent. Mobilisering is mogelijk doordat op dat moment een real-time mobiel communicatiemedium (sms) vrijwel kosteloos voorhanden is. Kort na dit incident werd sms een betaalde service, overigens omwille van economische redenen, niet om politieke, en verloor het gebruik ervan voor dit doel snel haar populariteit. Het werd gewoon te duur om zoveel berichtjes tegelijk te sturen. De specifieke verhouding tussen tijd, ruimte en technologie en in mindere mate de economische factor, was bepalend voor de manier waarop deze sociale fenomenen zich manifesteerden. Meer dan e-mail die je vrijwel altijd vanaf een terminal of laptop binnen moet halen (e-mail op mobiele telefoons is erg omslachtig en inefficiënt), was de korte fase waarin sms een gratis en publiek medium vormde, een belangrijke indicator van een veranderende verhouding tot het gebruik en de organisatie van de publieke ruimte. De mobiliteit en de onmiddellijkheid van het medium brachten nieuwe sociale morfologieën (zoals de ‘flash mob’) tot leven, die nog het meest leken te duiden op een soort mobiele ‘just-in-time-communities’ in de fysieke openbare ruimte.

The Place of Flows...

De vraag is hier wat dergelijke nieuwe sociale morfologiëen betekenen. Wat bevindt zich achter de gimmick? Door welke sociale, economische en technologische transformaties komen dergelijke nieuwe fenomenen tot leven?

De belangrijkste sociologische theorie hierover tot op heden is geformuleerd in Manuel Castells’ “Rise of the Network Society”, het eerste deel van zijn trilogie over het informatietijdperk.(3) Hierin beschrijft hij de opkomst van de flexibele sociale netwerkverbanden die het gevolg zijn van economische en sociale transformaties in de laat-industriële samenlevingen en die door de introductie en brede toepassing van nieuwe technologie, primair communicatie- en informatietechnologie, worden versterkt. Castells poneert dat de netwerkvorm dominant is geworden in een nieuw type samenleving dat hij als de netwerksamenleving aanduidt. Hij behandelt de invloed van de netwerkvorm als sociale organisatie op de fysieke en sociale ruimte en stelt daar een nieuw soort tweedeling vast. Volgens Castells staan twee soorten ruimtelijke logica tegenover elkaar, de ruimtelijke logica van de materiele plaatsen en plekken versus de ruimtelijke logica van de immateriële stromen van informatie, communicatie, diensten en kapitaal.(4)

Wat aan de theorie van Castells vooral opvalt is de strikte scheiding tussen beide soorten ruimtelijke logica. Waar de ruimte van plaatsen en plekken duidelijk is gelokaliseerd en verbonden met lokale geschiedenis, traditie en herinnering, is de ruimte van de stromen volgens Castells principieel a-historisch, plaatsloos en continu. Dat laatste vooral omdat zij zich door alle tijdzones heen verplaatst en daarmee in zekere zin naast plaatsloos ook tijdloos wordt (5). Volgens Castells heerst tussen beide ruimtes een fundamentele asymmetrie: Terwijl het overgrote deel van de wereldbevolking in de ruimte van plaatsen en plekken leeft, woont en werkt, worden dominante economische, politieke, sociale en uiteindelijk ook culturele functies toenemend verplaatst naar de ruimte van de stromen, waar zij plaatsloze a-historische netwerkverbanden, internationale trends, machtsconstellaties en kapitaalverplaatsingen mogelijk maken. Slechts een zeer klein deel van de wereldbevolking is gerepresenteerd in de gremia die de beslissingen nemen over de inrichting en het gebruik van die nieuwe plaatsloze ruimtelijke verbanden. De beslissingen die daardoor in een in zichzelf besloten systeem worden genomen zijn echter steeds bepalender voor de levenscondities in de plaatsen en plekken waar de overgrote meerderheid van de wereldbevolking tracht te overleven en waar hun kennis, ervaring en geheugen is gelokaliseerd. Volgens Castells is het dan ook nodig om welbewust bruggen te bouwen tussen beide ruimtelijke dynamieken op politiek, sociaal en cultureel niveau, zodat de samenleving niet in een onoplosbare schizofrenie ten onder gaat.

Aantrekkelijk aan de theorie van Castells is dat zij het mogelijk maakt in één beeld een veelheid van asymmetrische ontwikkelingen in de samenleving te vatten en deze aanschouwelijk maken - een beeld dat de populaire cultuur zeker ook niet onberoerd heeft gelaten. Tegelijk is de tegenstelling die Castells suggereert tussen de fysieke plekken en plaatsen en de immateriële ruimte van stromen misleidend en uiteindelijk zelfs contraproductief voor de politieke agenda die hij formuleert: het bouwen van welbewuste bruggen tussen de fysieke ruimte en de informatieruimte. In plaats van op een strikte scheiding tussen fysieke ruimte en informatieruimte duiden alle technologische en sociale trends er juist op dat deze beide ‘sferen’ zich toenemend fijnmazig met elkaar verweven. Een generiek model zoals Castells hier suggereert, is totaal ongeschikt om deze fijnmazigheid te analyseren en om te begrijpen hoe daarin mogelijkheden voor publiek en individueel handelen ontstaan, de centrale vraag in dit nummer van Open. Welke bedreigingen voor de autonomie en onschendbaarheid van het subject, de groep, de gemeenschap of de culturele zelfbeschikking kunnen zich hier mogelijk manifesteren en hoe kunnen we deze te lijf gaan?

Hybride ruimte als polyform concept

Tegenover de plaatsloosheid en continuïteit van Castells’ a- historische ‘space of flows’ staat de discontinuïteit en multipliciteit van de hybride ruimte. De hybriditeit van dit ruimteconcept verwijst niet alleen naar de gelaagdheid van de fysieke ruimte en de daarin aanwezige elektronische communicatienetwerken Zij verwijst evenzeer naar de discontinuïteit van de ‘connectiviteit’, van het verbonden zijn met de veelheid van communicatienetwerken. Niet overal is immers zelfs maar het aanwezig zijn van telefoonverbindingen vanzelfsprekend. Belangrijker nog is de verbinding tussen lokale sociale en elektronische netwerken: wie met wie communiceert, in welk verband, wordt van regio tot regio anders ingevuld, soms van dag tot dag. Doordat de elektronische communicatieruimte geworteld is in lokale netwerken is zij verbonden met de lokale geschiedenis. Ook zijn vragen wie de elektronische ruimte controleert of zich eigen maakt verre van eenduidig te beantwoorden. Ravi Sundaram bijvoorbeeld, mede grondlegger van het Sarai nieuwe media initiatief in Delhi, wijst voortdurend op het ontstaan van wat hij een ‘elektronische piraten-moderniteit’(6) noemt. Deze ontstaat doordat lokaal groepen mensen, zonder legitimatie of toestemming, zich toegang verschaffen tot televisie, telefoon en internet - “Never ask permission, just appear!”.
De hybride ruimte is nooit exclusief lokaal, zoals de idylle van de insulaire hippiecommune van begin jaren zeventig. De al of niet gehackte lokale netwerkjes blijven niet beperkt tot de lokale bazaar, of de groenteveiling in het volgende dorp. Deze lokale netwerken verweven zich met de internationale netwerken die ze zijn binnengedrongen. Zo stelt Saskia Sassen dat het lokale opnieuw wordt gedetermineerd als een micro-omgeving met een wereldwijd bereik. Vanuit de Favella’s downloaden de free-software genieën in Sao Paulo moeiteloos de vruchten van de laatste uitwisseling tussen de Amsterdamse Waag – de Maatschappij voor oude en nieuwe media – en het Alternative Law Forum in Bangalore, maar niemand trekt zijn of haar lokale wortels uit de grond.


Het dictaat van de zichtbaarheid

Wat opvalt in de gangbare discussie over en de bijbehorende kritiek op de opkomst van elektronische media in de publieke ruimte is de preoccupatie met de visuele manifestatievormen daarvan; schermen, projecties, elektronische markeringen. Het is een soort opgerekte beeldkritiek, die nauw aansluit bij een traditie die veronderstelt dat de visuele ordening van de waarneembare werkelijkheid een noodzakelijke voorwaarde is om over die werkelijkheid macht uit te kunnen oefenen. Wat deze preoccupatie met het visuele echter in de weg staat is een kritische analyse van meer onzichtbare processen die de publieke ruimte opnieuw ordenen en haar een andere gebruikslogica opleggen. Relatief onzichtbare vormen van sociale dwang, die deze processen bewerkstelligen, hebben mogelijk een veel grotere betekenis voor de vraag hoe de publieke ruimte in de toekomst gebruikt kan en mag worden.

Het concept van de perfecte visuele ordening dat uitdrukking geeft aan de sociale werkelijkheid, waarin machtsstructuren volkomen eenduidig en transparant zijn verwijst nog altijd naar de ‘legitieme constructie’ van Alberti en de ideale stad van Piero della Francesca. Zij spiegelen een visuele articulatie van het dagelijks leven voor die een complete controleerbaarheid en construeerbaarheid van het sociale en publieke suggereert. Hoewel het unificerende gezichtspunt van het lineair perspectief reeds lang is verworpen stipuleren de straatschermen voor ons nog steeds een enkelvoudig perspectief: een correcte zichtafstand en kijkrichting, terwijl de sociale verhoudingen ingrijpend zijn gewijzigd.

Het scherm op straat is tevens de belichaming van het spektakel in haar meest repressieve vorm. Het spektakel beheerst nu niet alleen meer het binnenleven, het interieur van de vervreemding van de gemiddelde tv-junk. De straat, het klassieke toneel van het moderne theater, wordt overbelicht door de oprukkende elektronische schermen en projecties. Zij wissen daarbij de publieke functies van de openbare ruimte uit. De publieke functies vervagen in een stroom van licht en beelden die de fetisj van vervreemdende verlangens over ons uitstorten terwijl we een noodzakelijk traject, de gang van A naar B, in de stad afleggen...

Beperkingen van het scherm

Een ander kritiekpunt van de nieuwe urbane visualiteit is haar inherente beperktheid. Vrijwel elk scherm is rechthoekig, plat, beperkt in haar resolutie (de hoeveelheid beeldpunten die de beeldkwaliteit bepaalt). Mediakunstenaars hebben die beperkingen reeds lang geleden onderkend en hebben een veelheid aan strategieën ontwikkeld, die wisselend succesvol zijn en die de beperkingen van het scherm proberen te overwinnen door bijvoorbeeld de ruimtelijke installatievorm, interactieve media waarbij het scherm zelf ook een beweegbaar en manipuleerbaar object wordt, projectie op wanden, doeken, gebogen schermen, niet rechthoekig gevormde schermen (7), gespiegelde projecties, bewegende projecties, projecties op glasmaterialen, enzovoort. Kunstenaars als het collectief Knowbotic Research lieten zelfs het scherm geheel achterwege door gebruik te maken van nieuwe haptische interfaces en stereoscopische helmen die uit het Virtual Reality onderzoekslaboratorium afkomstig waren, of zoals tijdens het Dutch Electronic Art Festival in 1996, een installatie op het dak van het Nederlands Architectuur Instituut, waar netwerkmanipulaties zich in geluid en stroboscopisch licht vertaalden.(8) Ook het Xchange-netwerk, waarin kunstenaars collectief de geluidsdimensies van internet exploreren is een voorbeeld van deze beweging voorbij het scherm.(9)

De nieuwe generatie media-architecten kan van de mediakunst leren dat het scherm uiteindelijk een doodlopende straat is. Het is interessant te zien hoe deze pogingen tot iconografische bevrijding zich herhalen. De avant-garde schilders experimenteerden eindeloos met het doorbreken van de lijst van het schilderij en het vlak van het canvas om uiteindelijk het ‘retinale’ object dood te verklaren. Deze doodverklaring is door de mediakunstenaars herhaald, maar nu met betrekking tot het scherm. En nu, binnen de media-architectuur, wordt opnieuw het scherm eerst geadoreerd als raam op een onbegrensde ruimte, die vervolgens vooral een ruimte van beperkingen en conventies blijkt te zijn.

Uiteindelijk lost het scherm op in de architectuur zelf, die meer dan scherm een membraan wordt tussen de fysieke en mediale werkelijkheid. Het ‘beeld’ gaat hierin steeds minder als autonoom object functioneren, maar valt toenemend samen met de architectuur zelf, haar huid, haar binnenleven, haar interne processen en verdwijnt uiteindelijk uit het bewustzijn van de gebruiker van de architectuur. Het beeld wordt subliminaal, ‘vernacular’, alledaags, versmolten met de omgeving, vanzelfsprekend - het spektakel heft zichzelf uiteindelijk op. Mediatheoreticus Lev Manovich was nog positief over deze nieuwe mediaal opgewaardeerde architectuur in zijn essay getiteld The Poetics of Augmented Space, dat Learning from Prada als ondertitel droeg en dat uitging van het succes van Koolhaas’ creatie. (10) Inmiddels weten we dat het concept volkomen is mislukt en de schermen uit de winkel zijn verdwenen of tot een minimum teruggebracht. De les van Prada is dat de strategie van de zichtbaarheid snel in haar tegendeel kan omslaan.

Het probleem van de onzichtbaarheid

De belangrijkste verandering van de computertechnologie en haar toepassingen in de huidige fase is dat deze zich steeds meer aan het oog beginnen te onttrekken. Sinds enkele jaren subsidieert de Europese Unie een breed opgezet multidisciplinair onderzoeks- en discussietraject met de opmerkelijke titel “The Disappearing Computer”. Deze titel duidt niet zozeer op het afscheid van computertechnologie als wel op haar voortgaande miniaturisering en het feit dat zij overal begint door te dringen Dit EU-programma onderzoekt de migratie van elektronische netwerktechnologie naar alle objecten, naar gebouwde omgevingen en zelfs naar levende wezens. De these is dat het door miniaturisering en gestaag afnemende productiekosten eenvoudiger wordt om allerlei objecten van simpele elektronische functies te voorzien (chips met informatie, tags die een signaal kunnen ontvangen of zenden, identificatiechips en gespecialiseerde functies in dagelijkse objecten). Dit is efficiënter dan het bouwen van steeds complexere multifunctionele apparaten. Het oude idee van de computer als universele machine die elke denkbare functie kan uitvoeren wordt daarbij verlaten. (11) In feite wordt de technologie dus onzichtbaar. Een beslissende stap, die dramatische consequenties heeft voor het denken over en het omgaan met ruimtelijke processen.

Dit opgaan van de computertechnologie in de omgeving introduceert een nieuw vraagstuk: het probleem van de onzichtbaarheid. Als technologie onzichtbaar wordt dan verdwijnt die technologie ook uit het bewustzijn. De omgeving wordt niet langer als technologisch geconstrueerd ervaren. Hierdoor wordt het voeren van een discussie over de effecten die de technologie heeft moeilijk.
Lev Manovich spreekt van een ‘augmented space’, een ruimte die is verrijkt met technologie, die pas wordt geactiveerd als een specifieke functie wordt verlangd. (12) Draadloze zenders en ontvangers spelen een cruciale rol in deze opgewaardeerde ruimtes. Objecten worden direct verbonden met draagbare media. Chips worden verwerkt in pasjes, kleding. Zelfs boodschappen worden automatisch geregistreerd door sensoren. Schermen en informatiesystemen worden draadloos opgestart, door een simpel handgebaar. De aloude technologische imaginatie van een quasi-intelligente, responsieve omgeving komt door middel van miniaturisering, draadloze besturing en massaproductie van met name radio frequente chips (rfid-chips) binnen handbereik van de digitale ingenieurs.


Uiteraard blijft het niet bij neutrale toepassingen. Door toedoen van de combinatie van technieken zoals hierboven beschreven is het instellen van nieuwe en oneindig gedifferentieerde regimes van controle over publieke en private ruimtes verbazingwekkend simpel geworden. De toepassing van rfid-smart cards in het openbaar vervoer, die automatisch de gereisde afstand, het tarief en het kredietsaldo bepalen, klinkt nog relatief onschuldig. Ook het voorzien van huisdieren met een onderhuidse rfid-chip ter grootte van een rijstkorrel is inmiddels een wijd verbreide praktijk. Dit is zelfs door de meeste ziektekostenverzekeringen voor huisdieren als toegangsvoorwaarde gesteld. Recent doken echter ook de eerste berichten op van bewakingsfirma’s in de Verenigde Staten die hun werknemers voorzien van onderhuidse rfid-chips zodat zij zich zonder sleutel of smart card door beveiligde gebouwen kunnen bewegen. Deze systemen stellen die bedrijven echter ook in staat om voor iedere individuele werknemer een specifiek profiel samen te stellen waarin vastgelegd is tot welke delen van het te bewaken gebouw of object deze werknemer wel of geen toegang krijgt en op welk moment.
Het is niet moeilijk om deze praktijken te extrapoleren naar het niveau van de samenleving als geheel. Bij wie ligt het handelingsmoment? Als dit moment uitsluitend ligt aan de zijde van de constructeurs, de producenten van deze opgewaardeerde ruimtes en hun opdrachtgevers, dan leven we in een ruimte, die volstrekt autoritair bestuurd wordt, ook al vertoont deze in geen enkel direct waarneembaar opzicht de kenmerken van de historische autoritaire ruimte. Naarmate dit handelingsmoment meer en meer verspreid is onder producenten en consumenten, meer in ‘nodes’ dan in de knooppunten (de “hubs”) van het netwerk besloten ligt, kan er sprake zijn van een potentiële ruimte waarin het soevereine subject nog de mogelijkheid krijgt om haar eigen autonomie vorm te geven. De articulatie van subjectiviteit in dit netwerk van golven is tevens het moment van interventie waarin zich de laatste restanten van autonomie kunnen manifesteren.


Het strategische vraagstuk: ‘Agency’ in hybride ruimtes

Het lastig te vertalen begrip ‘agency’, letterlijk een combinatie van werking, tussenkomst en macht, wordt dan ook ingezet als strategisch instrument in het vraagstuk ten aanzien van voortgaande hybridisering van de publieke en private ruimte. Anders dan Michel de Certeau’s tactische ruimtelijke verzetshandelingen tegen een dominante gebruikslogica van met name de stedelijke ruimte, is de inzet in de nieuwe (‘augmented’) hybride ruimtes vooral van strategische betekenis. Een tactische ruimtelijke verzetshandeling die bovendien tijdelijk is biedt geen enkel soelaas voor een dergelijk oneindig gediversifieerd en adaptief systeem van ruimtelijke controle. Het ‘ontwerp’ van nieuwe hybride ruimtes moet bewust vrijruimtes creëren waarin het subject zich (tijdelijk) aan de ruimtelijke determinatie kan onttrekken. Het is duidelijk dat gezien de grote strategische, machtspolitieke en economische belangen en de bijbehorende veiligheids- en controle-eisen, dergelijke vrijruimtes niet vanzelf (- sprekend) tot stand komen. Daarom wil ik een aantal mogelijke strategieën noemen om het scheppen van deze vrijruimtes een kans van slagen te geven.

-Publieke zichtbaarheid: “maps & counter-maps” / tactische cartografie:
Het probleem van de onzichtbaarheid van de talloze netwerken die de publieke en private ruimte doordringen is uiteindelijk onoplosbaar. Wel kunnen deze netwerken telkens opnieuw, lokaal, zichtbaar worden gemaakt, zodat zij in het zicht van het publieke oog en het publieke bewustzijn blijven. Deze strategie komt tot uitdrukking in de ‘tactische cartografie’, die zelf de instrumenten van het netwerk van golven (gps, wifi, 3G, etc.) hanteert om diens dwingende structuur bloot te leggen. De esthetische vertaling van die structuren verhoogt de sensibiliteit van de beschouwer voor de ‘onzichtbare’ aanwezigheid van deze netwerken.


- Disconnectiviteit:
De nadruk ligt telkens op het recht en het verlangen aangesloten te zijn. Belangrijker in de toekomst lijkt echter het recht en het vermogen tot afsluiting, de optie om tijdelijk of voor langere tijd, niet verbonden te zijn met het netwerk van golven.


- Sabotage:
De bewuste ondermijning van het systeem, de beschadiging van de infrastructuur, disruptie en sabotage is een altijd aanwezige optie om verzet te concretiseren. Zij zal echter altijd een tegenreactie oproepen en uiteindelijk de autoritaire structuur van een dystopische hybride ruimte eerder versterken en bestendigen dan haar openbreken voor welke vorm van autonomie dan ook.


- Juridische clausules / verbodsbepalingen:
In het postideologische stadium van de westerse samenlevingen lijken de wetten en rechten waarmee een en ander wordt gelegaliseerd de enige geloofwaardige manier voor maatschappelijke rechtvaardiging. Maar omdat het juridische regelsysteem het tegendeel vormt van de soevereine subjectiviteit kan zij nooit de belichaming van het verlangen naar autonomie zijn. Zij kan wel een voorwaardenscheppende rol spelen.


- Economische schaalverkleining:
De nieuwe ruimtelijke ordeningssystemen zijn afhankelijk van een economische schaalvergroting. Om deze door alle marktsegmenten heen toepasbaar te maken, moeten er enorm veel instrumenten worden geproduceerd. Een bewuste economische schaalverkleining is een uitstekend instrument om deze ‘scaling-up’ strategie te doorkruisen - dit is een politieke keuze. (13)


-Aansprakelijkheid en publieke transparantie:
Surveillance wetenschapper David Lyon zegt “forget privacy, focus on accountability”. Het is naïef te veronderstellen dat de beschreven tendensen eenvoudig te keren zijn, zelfs als de politieke wil en de publieke opinie er is. Daarom is aansprakelijkheid van de constructeurs en de opdrachtgevers van deze nieuwe ruimtelijke / sociale ordeningssystemen een strategie die op kortere termijn tot bruikbare resultaten kan leiden.


- Bewuste overtreding van het opgelegde ruimtelijke programma:
Burgerlijke ongehoorzaamheid is eveneens een effectieve strategie - in het bijzonder als zij op een massale schaal kan worden georkestreerd. Anders dan sabotage gaat het er hier niet om de ordeningssystemen te ontregelen of te beschadigen. Zij worden simpelweg buiten spel gezet door ze massaal te negeren. Immers, het publieke belang is het belang van iedereen, geen ander belang weegt zwaarder. (14)


-De formering van nieuwe sociale en politieke actoren - publiek handelen:
“Agency’, het handelend vermogen, constitueert zich door het handelen zelf, door middel van een concrete praktijk. Door de complexiteit van de nieuwe hybride ruimtelijke en technologische regimes lijkt het alsof het idee van het handelen in feite een absurdum wordt.


Nieuwe sociale en politieke actoren manifesteren zich in de publieke ruimte echter door hun particuliere praktijk. Zij manifesteren zich door clustering, door het etaleren van een herkenbare visualiteit, door het oproepen van een eigen aanwezigheid of ‘presence’ in de Angelsaksische antropologische betekenis, vis-a-vis de ander(en).

De manifestatie van de concrete praktijk van nieuwe sociale en politieke actoren in de publieke ruimte is ‘het gebaar’ (‘gesture’). De praktijk zelf is in dit geval het ‘gebruik’ van de ruimte. Er blijft dan nog een verschil tussen gebruik van de ruimte en het (publieke) handelen in die ruimte. Het gebruik van ruimte wordt handelen als dat gebruik een strategische vorm aanneemt.

Eric Kluitenberg,
Amsterdam, juli 2006

Noten:

1 - Zie voor een beschrijving: http://en.wikipedia.org/wiki/flashmob

2 - Reclaim the streets-website: http://rts.gn.apc.org/

3- Manuel Castells, The Rise of the Netwerk Society, (Oxford: Blackwell Publishers, 1996)

4 - Castells hanteert hiervoor het begrippenpaar ‘space of place’ versus ‘space of flows’.

5 - Denk bijvoorbeeld aan het concept van de 24-uurs economie.

6 - “electronic pirate modernity” - zie ook: www.sarai.net

7 - Deze ‘shaped screens’ vormen overigens een curieuze pendant van Frank Stella’s “Shaped Canvasses”!
8 - Anonymous Muttering: http://www.khm.de/people/krcf/AM/


9 - Website van het Xchange-netwerk: http://xchange.re-lab.net

10 - Lev Manovich, The Poetics of Augmented Space: Learning from Prada, 2002, zie: www.manovich.net

11- De zogenaamde Turing-Machine, naar de mathematicus Allan Turing - de machine die elke andere machine kan simuleren.

12 - Lev Manovich, The Poetics of Augmented Space: Learning from Prada, 2002, zie www.manovich.net

13 - De massaproductie van rfid-tags (radiofrequente indentificatiechips) dwingt producenten de beveiliging op de chips te minimaliseren zodat zij kosteneffectief kunnen worden toegepast in vrijwel; elk denkbaar consumentenproduct. Beleid dat de veiligheid en betrouwbaarheid van die chips en de daarop vastgelegde informatie voorop stelt zal de chips ontoepasbaar duur maken en rfid tags zullen dan alleen voor gespecialiseerde niche markets worden ontwikkeld, waarmee een enorm publiek (privacy) belang is gediend.

14 - Het onklaar maken van rfid chips met een aangepaste mobiele telefoon, de ontregeling van smart cards, het regelmatig uitwisselen van AH en andere (bonus-) klantenkaarten, het bewust invullen van foutieve informatie bij on-line registratie, het gebruik van anoynmizers op internet, de toepassing van encrypte mobiele telefoons, het gebruik van lokale gsm blockers en vele meer zijn voorbeelden van een nieuw soort hybride burgerlijke ongehoorzaamheid.

______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).