| Geert Lovink on Sat,  3 Nov 2007 16:11:14 +0100 (CET) | 
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
	
	| [Nettime-nl] verslag: onderzoeksplaatsen voor kunstenaars | 
 
http://www.scienceguide.nl/article.asp?articleid=104214
Onderzoeksplaatsen voor kunstenaars
Op 10 en 11 oktober 2007 vond in Felix Meritis te Amsterdam de 
tweedaagse conferentie plaats over de inrichting van de derde cyclus in 
het hoger kunstonderwijs in Nederland, onder de titel: ‘Artistiek 
onderzoek na Bologna’. Het oogmerk van de conferentie – georganiseerd 
door het Landelijk Overleg Kunstlectoren – was om te verkennen of, en 
zo ja hoe, een derde cyclus in het hoger kunstonderwijs in Nederland 
ingericht kan worden. Dit is gebeurd in vergelijking tot wat in de ons 
omringende buitenlanden (Verenigd Koninkrijk, Scandinavië, Duitsland, 
Zwitserland, België) reeds aan voorzieningen bestaat.
Het kunstonderwijs in Nederland aan theater- en filmscholen, 
conservatoria, academies voor beeldende kunst en architectuur kent twee 
cycli: de bachelor- en de masteropleiding. Er is na de masteropleiding 
– op een enkele uitzondering na - geen ‘derde cyclus’ in het 
kunstonderwijs; niet in het hbo, niet aan de universiteiten; er is ook 
geen pendant van het kunstonderwijs aan de universiteiten.
Kunstgeschiedenis, musicologie en theaterwetenschappen gaan weliswaar 
over de kunsten, maar zijn niet -zoals het technisch, economisch of 
pedagogisch onderwijs- het equivalent van het kunstonderwijs. Een derde 
cyclus in de kunsten - die in veel buitenlanden gewoon is - ontbreekt. 
Daardoor krijgt talent niet de mogelijkheid om binnen het huis van het 
hoger onderwijs door te groeien en is de hoogste graad niet voor de 
kunstenaar-in-opleiding bereikbaar.
Tijdens de conferentie – waarin een keur aan nationale en 
internationale sprekers en deelnemers zich over de zaak heeft gebogen – 
tekende zich de contouren af van wat in de Nederlandse context de 
voorziening zou moeten zijn. Instructief waren in dit verband de 
voorbeelden uit het buitenland: Rachel Cooper (Arts and Humanities 
Research Council, Engeland) gaf een kritische uiteenzetting over 
praktijkgerichte promoties in de kunsten in het Verenigd Koninkrijk; 
Johan Haarberg (Kunsthøgskolen, Bergen, Noorwegen) gaf een inspirerende 
toelichting bij het Noorse Research Fellowships Programme in the Arts; 
Jill Scott (Zürcher Hochschule der Künste/Plymouth University, VK) 
besprak haar wereldwijd netwerk van kunstenaars-onderzoekers en hun 
kritisch onderzoek op het snijvlak van kunst, wetenschap en 
maatschappij; en Toni Berhart (Universität der Künste, Berlijn) gaf 
inzicht in de overwegingen die hebben geleid tot de oprichting van een 
Graduierten Schule met een derde cyclus aan de UdK. De conferentie bood 
ruimte aan voorbeelden van praktijkgericht (promotie)onderzoek in de 
verschillende kunstdisciplines en presenteerde ook enkele Nederlandse 
en Vlaamse initiatieven op dit gebied.
Uitkomsten
In Nederland dienen - indachtig het binaire systeem - zowel 
‘practice-based’ promoties in de kunsten aan de universiteiten mogelijk 
gemaakt en bevorderd te worden, als onderzoeksplaatsen voor kunstenaars 
(fellows) aan kunstvakopleidingen ingericht te worden.
Promoties
De WHW regelt weinig t.a.v. de derde cyclus. Alleen t.a.v. de promoties 
stelt de wet dat deze taak bij de universiteiten ligt. Dat biedt ruimte 
om de inrichting van een derde cyclus in de kunsten vorm te geven. Dat 
het kunstonderwijs in het geval van promoties hiervoor de 
universiteiten nodig heeft is niet alleen een noodzaak maar ook een 
voordeel. Zij bieden de academische onderzoeksomgeving die ook voor het 
promoveren in de kunsten nodig is.
De inhoud en vorm van een dergelijk promotietraject moeten niet te zeer 
van tevoren vastgelegd worden, maar zullen zich gaandeweg ontwikkelen. 
Uitgangspunt is dat het eindproduct een artistiek product is, in 
combinatie met een reflectie op dat product, waarmee zowel de 
explicitering en verantwoording van het onderzoek wordt bedoeld, alsook 
het reflectieve karakter van het artistieke product zelf. Het 
promotieonderzoek is daarmee van betekenis voor de onderzoeksomgeving 
en de kunstwereld. Men is het er over eens dat ‘peer review’ ook hier 
voor de kwaliteit van het onderzoek van belang is, waarbij t.a.v. het 
artistieke werk de collegiale toetsing door kunstenaars zal gebeuren, 
en t.a.v. het meer reflectieve werk de theoretisch geschoolde academici 
de peers zullen zijn.
De samenwerking tussen het kunstonderwijs en de universiteiten moet 
niet centraal geregeld worden. Naar het voorbeeld van de samenwerking 
tussen de Universiteit Leiden en de kunstopleidingen in Den Haag kunnen 
ook andere (regionale) samenwerkingsverbanden praktijkgerichte 
promoties in de kunsten mogelijk maken.
Voor de bekostiging van de promotieplaatsen in de samenwerking tussen 
kunstonderwijs en universiteiten is een aantal aanbevelingen 
geformuleerd.
1. Binnen NWO dient een afzonderlijk kraamkamerfonds voor 
promotieonderzoek in de kunsten te worden ingericht. De eerst komende 
tijd verdient dit soort onderzoek een aparte stimulans. Men is het er 
over eens dat de bestaande regelingen (via bijv. SIA-RAAK) niet voor 
dit doel geëigend zijn.
2. Daarnaast verdient het voor de (kunst)hogescholen aanbeveling bij de 
besteding van onderzoeksgelden (die inmiddels in de lumpsum van de 
hogescholen is opgenomen) gericht promotieonderzoek van jonge 
veelbelovende kunstenaars te stimuleren, in de regel enige tijd nadat 
zij hun masteropleiding hebben voltooid. Om het effect op het HR-beleid 
van de kunstvakopleiding (en de professionalisering van de staf) te 
vergroten dient zo’n onderzoeksplaats uitzicht te bieden op enige vorm 
van aanstelling bij de betreffende instelling na de promotie.
3. Ook hier geldt dat een extra stimulans geboden is. De directies 
Hoger Onderwijs (HO) en Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB) van het 
ministerie OCW wordt gevraagd – in samenspraak met NWO, KNAW, HBO-raad 
en VSNU – hiervoor de nodige stappen te ondernemen.
Onderzoeks-fellows
In de cultuurnota ‘Kunst van leven’ wordt door de overheid met de 
‘ontwikkelfunctie’ een infrastructuur geschapen die ruimte biedt aan 
talent, experiment, onderzoek en vernieuwing. Postacademische 
instellingen, productiehuizen, presentatie-instellingen en instellingen 
op het gebied van architectuur, vormgeving, nieuwe media, letteren en 
erfgoed komen in principe voor ondersteuning in aanmerking. De nota 
stelt dat activiteiten die tot het onderwijsdomein kunnen worden 
gerekend niet subsidiabel zijn.
De deelnemers aan de conferentie waren het er over eens dat naast deze 
innovatieve infrastructuur ruimte moet worden gecreëerd voor 
onderzoeks-fellows: excellente kunstenaars/onderzoekers die vanuit hun 
praktijk ‘cutting edge’ artistiek onderzoek doen in de onderwijs- en 
onderzoeksomgeving van het hoger kunstonderwijs. Ze dragen daarmee – op 
de  rand van cultuur en onderwijs – bij zowel aan de eigen artistieke 
ontwikkeling, aan de kunstwereld en de verschillende disciplines 
daarbinnen, als aan het hoger kunstonderwijs. Dit is van belang voor de 
band tussen het kunstvakonderwijs en de actuele kunstpraktijk, juist 
waar de Raad van Cultuur onlangs heeft geconstateerd dat er een gebrek 
aan doorstroming is na afloop van de opleiding.
Omdat de pluriformiteit van het bestel in Nederland van groot belang 
wordt geacht, wordt voorgesteld om de onderzoeks-fellows een 2- tot 
3-jarig persoon- en projectgebonden budget te geven (ook voor 
faciliteiten en productiekosten) waarmee naargelang de aard van het 
onderzoeksproject banden kunnen worden aangegaan met werkplaatsen, 
productiehuizen, presentatie- instellingen of andere instellingen die 
in de cultuursector, buiten het huis van het hoger onderwijs 
gepositioneerd zijn. De fellow is geaffilieerd met en opereert vanuit 
een van de instellingen voor kunstvakonderwijs die zorgdraagt voor de 
nodige onderzoeksomgeving en de fellow uitdaagt om zijn onderzoek ook 
in het onderwijs uit te dragen. De onderzoeksplaats is zo een 
netwerkplaats waarin de kunstpraktijk, het kunstvakonderwijs en de 
kunstinstellingen elkaar treffen.
De regeling voor onderzoeks-fellows dient – naar Noors en Engels model 
- als landelijke voorziening ingericht, en tegelijk decentraal 
uitgewerkt te worden. Een onderzoeksvoorstel wordt door een landelijke 
representatieve peer-commissie getoetst, waarbij de match tussen fellow 
en instelling een onderdeel is. Voorkomen moet worden dat de regeling 
volgens het principe van ‘trekkingsrechten’ over het kunstvakonderwijs 
in het land wordt ‘verdeeld’. De beperkte schaal van het programma 
maakt het mogelijk deze keer van het principe van gelijke verdeling af 
te wijken. In principe kan iedere kunstvakopleiding een of meerdere 
fellows aan zich binden. De lichte vorm van concurrentie die zo 
ontstaat zal een positief effect hebben op de onderzoekscultuur bij de 
instellingen.
Om de onderzoeksplaatsen van de fellows mogelijk te maken zijn de 
volgende aanbevelingen geformuleerd.
1. Een klein percentage van de subsidies die nu via de cultuurfondsen 
over de verschillende disciplines worden toegekend, moet geoormerkt 
worden als subsidies voor onderzoeks-fellows. Een eerste schatting van 
de landelijke voorziening in alle disciplines levert een bedrag van 5 
mln. euro op.
2. De directie Kunsten van het ministerie OCW wordt opgeroepen, in 
overleg met de cultuurfondsen en de directie Hoger Onderwijs, de 
regeling voor fellows uit te werken, en daarbij het Programme for 
Research Fellowships in the Arts in Noorwegen als voorbeeld te nemen.
3. De KNAW wordt uitgenodigd te overwegen of de fellows in haar 
geledingen vertegenwoordigd kunnen worden.
Het Landelijk Overleg Kunstlectoren zal in overleg met het Sectoraal 
Adviescollege voor het Kunstonderwijs van de HBO-raad en met de 
Colleges van Bestuur van de hogescholen die kunstonderwijs verzorgen de 
uitkomsten van de conferentie bij de relevante gremia onder de aandacht 
brengen. Binnenkort worden de ‘proceedings’ van de conferentie met 
streaming video via het Internet ontsloten.
______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).