Geert Lovink on Sat, 3 Oct 1998 16:58:55 +0200 (MET DST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

nettime-nl: Wim Nijenhuis - Technognosis (1)


From: glocaal@worldonline.nl <Wim Nijenhuis>

TECHNO-GNOSIS
V-2, Rotterdam, 21-12-97
Met Arjen Mulder en Wim Nijenhuis

-----

Tekst van Wim Nijenhuis

5 halteplekken voor een dialoog over Gnosis en Techniek

Hypothese: de Techniek is de voortzetting van de Religie met andere
middelen.


0. Intro: Paul Virilio,  'HEAVEN'S GATE, het opgeven van het lichaam in de
polaire inertie'. Vertaling uit: Frankfurter Rundschau, 1997
1. HET LOGGE LICHAAM.
2. EXODUS.
3. DE VERTICALE AS.
4. WERELDVREEMDHEID.
5. CONCLUSIES.

0.HEAVEN'S GATE, het opgeven van het lichaam in de polaire
inertie
Door Paul Virilio.

[Vertaling uit het Duits: Wim Nijenhuis]

'Men heeft de indruk, dat de oorlogsjaren geen echte jaren zijn, maar dat
ze horen bij een nachtmerrie die de werkelijkheid even buiten spel heeft
gezet', schreef Agatha Christie eens. Vandaag de dag hebben we geen
oorlogen meer nodig om de werkelijkheid uit te schakelen.
Vliegtuigongelukken, treinontsporingen, explosies, smeltende
kernreactoren, luchtvervuiling, strandende tankers, broeikaseffect, zure
regen...... Minimata, Tsjernobil, Seveso, etc. Tijdens de atomaire
afschrikking zijn we min of meer aan deze nachtmerrie gewend geraakt en
dankzij de live-televisie is het langzame afsterven van onze planeet Aarde
net zo alledaags geworden als de ene exclusieve reportage na de andere.
Toen de shock permanent geworden was, volstonden we ermee de catastrofen
bij te houden en de ongelukkige slachtoffers van onze wetenschappelijke
fouten en industriële ongevallen te tellen.

Maar dat was nog helemaal niets vergeleken bij de fase, die daar kort op
volgde, die van de ontwerkelijking van de materiële wereld. Tot nu toe
hebben we geweigerd om aandacht te schenken aan die ongevallen, die niet
veroorzaakt worden door falen en dergelijke, maar juist door de
topprestaties van de wetenschap en de industrie. Ik denk hierbij aan de
triomfen, die in deze kritische tijd behaald zijn door de beeld- en
communicatietechnieken.

Er wordt wel eens beweerd, dat de psychologie geen problemen oplost, maar
ze alleen maar verplaatst. Hetzelfde zouden we kunnen zeggen van de
technische en de industriële vooruitgang.

Toen de Gutenberg-Galaxie zich er op voor liet staan dat zij iedereen
toegang zou verschaffen tot het geschreven woord, kon men ook vaststellen,
dat zij tegelijkertijd hele volkeren van doofstommen voortbracht. Omdat de
industriële druktechnieken de gewoonte instelden om stilzwijgend en in
afzondering te lezen, werkte ze eraan mee, dat de mensen hun relatie met
de mondelinge overlevering verloren. Daartoe behoorde ook het luidkeels en
meerstemmig lezen, wat een compensatie was voor de schaarste van de
manuscripten. Zo veroorzaakte de boekdrukkunst een verarming van de taal,
niet alleen voor wat betreft de sociale vorm, de redekunst, maar ook voor
wat betreft de ruimtelijke vorm, de benadrukkingen, de prosonie. Eerst
ging de volkse dichtkunst eraan omdat ze geen lucht meer kreeg en om
vervolgens te sterven in het academisch vertoog en de slogans van de
reclame. Als we verder gaan met het opsommen van wat we verliezen aan
zintuiglijke indrukken onder invloed van de technologische en industriële
verspillingen van ons waarnemingsvermogen, dan kunnen we naar willekeur
opsommen wat we geofferd hebben aan het wonder van de elektriciteit, de
fotografische momentopname, of het optisch bedrog van film. (..) Reeds de
bioloog Jean Rostand meende dat de radio ons misschien niet dommer maakt,
maar er wel toe bijdraagt, dat we de domheid beter kunnen horen... en dat
voordat ze de oren verdoofde met de walkman en voordat de televisie, die
'intensivering van details en de kleur, dat beeldenbombardement, dat
steeds meer het woord vervangt', (Roy Bradbury), blind maakte. 'De massa's
hebben haast, ze lopen, ze doorlopen in looppas het tijdperk. Ze denken
dat ze vooruit komen, maar ze maken een pas op de plaats en storten in de
leegte', merkte Franz Kafka op.

Op de kinetose, het verminderde zien in een snel rijdende auto, die ons
tot een invalide maakt, die de omgeving alleen nog maar kan zien als een
beeldscherm, volgde het lijden tengevolge van de
live-overdrachtstechnieken. Binnenkort zullen zij, die afhankelijk zijn
van het multimedianet, de Net-Junkies, Webaholics en alle andere soorten
cyberpunks, lijden aan IAD (Internet Addition Disorder). Hun herinnering
wordt een opslagplaats die gevuld is met allerlei volledig ongeordende
beelden van slechte kwaliteit en met een zinloze symboolwaarde.

Nu al worden de kleine kinderen, die van kindsbeen af bijna dwangmatig voor
de beeldbuis hingen, getroffen door een hyperactiviteit die veroorzaakt
wordt door een hersenstoring. Dit leidt ertoe, dat bij de kinderen steeds
meer ongecoördineerde handelingen, concentratiestoornissen en
ongecontroleerde motorische uitbarstingen optreden.

In ieder geval leidt de vereenvoudigde toegang tot de elektronische
snelweg tot een toename van het aantal reizigers, dat niet meer van zijn
plaats komt. Ze zijn de verre nazaten van de stilzwijgende lezers, die aan
allerhande communicatieve en reproductieve ziekten lijden zoals die het
laatste paar honderd jaar aan het daglicht gekomen zijn. Wat dit betreft
behandelt de vooruitgang ons net zo als een justitiële patholoog-anatoom,
die, voordat hij begint met de sectie, eerst op alle openingen van het
lichaam de hand legt, voordat hij vervolgens rücksichtslos vormelijk met
het lichaam om gaat. De vooruitgang bespookt de mensen niet alleen, maar
hij dringt ook in hen in. In ieder van ons worden ettelijke visuele,
maatschappelijke, psychomotorische, affectieve, intellectuele en seksuele
bijwerkingen opgeslagen en gecomprimeerd, die ons met iedere technische
vernieuwing en de daardoor veroorzaakte overvloed aan beschadigingen
worden toegediend.

Zonder het ook maar te vermoeden zijn we de erfgenamen en nakomelingen
geworden van een dubieuze familie, gevangenen van een erfelijk materiaal,
dat niet meer doorgegeven wordt door middel van sperma, genen en bloed, maar
door een technologische epidemie.

Omdat er helaas geen kritiek meer is, zijn we onbewust overgestapt van de
techniek op de technokultuur, en tenslotte zijn we afgegleden in de
dogmatiek van een totalitaire technokult, waarbij we niet meer gevangen
gehouden worden in een maatschappij met haar wetten en haar morele,
sociale en culturele taboes, maar in dat wat de laatste eeuwen
'vooruitgang' van ons lichaam gemaakt hebben.

De zware oorlogsinvaliden, de slachtoffers van de auto- en
arbeidsongevallen, van het terrorisme, al diegenen, die plotseling hun
armen, of hun benen, hun vermogen om zich zelfstandig te bewegen, het licht
in hun ogen, hun taak, of hun mannelijkheid verloren hebben, kennen zowel
het vergeten als de illusorische herinnering.

Enerzijds verdringen ze meer of minder bewust de onverdraaglijke beelden
van het ongeval, dat hen zo abrupt beroofde van hun gezondheid. Anderzijds
stellen ze zich in hun slaap, of halfslaap nieuwe beelden voor, die een
compensatie vormen voor het verlies van het vermogen tot bewegen of de
beschadiging van het een of andere zintuig. In de wereld van de
gewichtloosheid kan hij, die niet meer lopen kan, plotseling op zijn eigen
benen staan en zich met een bovennatuurlijke snelheid voortbewegen. Degene,
die geen armen meer heeft omvat mensen en dingen met volle kracht, en wie
geen licht meer in de ogen heeft, ziet alsof het een lust is. Hetzelfde
geldt voor onze technologische zelfverminking, voor de technologische reflex
tot zelfverminking, waarvan wij de ware oorzaken en bijverschijnselen allang
niet meer willen weten.

Naarmate we beroofd worden van het gebruik van onze natuurlijke zintuigen
en van ons waarnemingsvermogen, worden wij, net zoals de lichamelijk
gehandicapten, in toenemende mate beheerst door een soort kosmische
mateloosheid, door de fantastische zoektocht naar andere werelden, waar het
natuurlijke lijf niet meer nodig is en waar de symbiose tussen mens en
techniek werkelijkheid is geworden.

Een conglomeraat van scanner-ogen, nose spasms, verwarde tongen, technische
kiemen, Cyber-oren, geslachten zonder afscheidingen en andere lichaamsloze
organen, zoals we die beschreven vinden in de Cyber-literatuur, en die,
zoals de Amerikaan Kroker zegt;' Niets anders zijn als een grote
oplichterij, die erop gericht is te versluieren, dat wij met zekerheid
zullen sterven. Het is geen toeval dat de cybernetische eeuwigheid steeds
weer een van de terugkerende thema's is van een literatuur, die zich afwendt
van de fysieke wereld en waarin de kosmos letterlijk in de computer is
opgeslagen.'

In samenhang hiermee zou ik de woorden van Dr. Touzeau willen citeren, die
zich heeft beziggehouden met extreme situaties: 'Door gedragswijzen, die
overeenkomen met zelfmoordpogingen, zoals bv. anorexia, mutisme,
drugsverslaving, maar ook gevaarlijk rijden met de auto of op de
motorfiets, te hard rijden, rijden zonder helm e.d. gelooft de mens zijn
eigen onmacht te kunnen overwinnen. Dergelijke pogingen om de grenzen te
verleggen worden veroorzaakt door de klassieke waanvoorstelling, dat men
zijn lot uiteindelijk toch in eigen hand kan nemen, d.w.z. gaat uit van de
idee fixe van de absolute voltooiing.' Sinds de affaire met de Australiër
Bob Dent, die op 26 september 1996 als eerste mens zijn zelfmoord
geprogrammeerd had op zijn computer, weten we met zekerheid, dat een
simpele druk op de knop levensgevaarlijk kan zijn. De collectieve
offerdood van de leden van de Cybersekte Heaven's Gate, die al meerdere
weken voor de feitelijke daad op 25 maart was aangekondigd op Internet,
heeft veel losgemaakt, maar geen medelijden opgewekt. De meeste
woordvoerders in de media hebben het opgevat als een belediging. Men
vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat mensen die in technisch opzicht
helemaal op de hoogte zijn en in veel gevallen ook nog eens gerekruteerd
zijn op de campus van een hogeschool, zo lichtgelovig en infantiel kunnen
zijn, dat enkelen van hen zich zelfs lieten castreren, d.w.z. afstand
hadden gedaan van hun vermogen tot voortplanting. Lang na Edgar Allen Poe
zei Witold Gombrowicz bezorgd:' De onrijpheid is de meest werkzame
conditie bij onze tijdgenoten, om hen te gebieden (..) Voor deze
onrijpheid moeten we een cultuur verantwoordelijk stellen, die anorganisch
geworden is.'

Wanneer we ons de bekende problemen voor de geest halen, die te maken
hebben met onrijpheid, zoals intellectuele, affectieve, emotionele,
seksuele, en psychomotorische onzekerheden, dan lijkt het wel, alsof de
onrijpheid van mensen, die volharden in hun kindertijd in zeker opzicht het
logisch gevolg en het definitieve lot is van onze technologische blunders.

Wanneer kosmonauten, die rond de aarde zweven in hun wrak voor lopende
camera's nog kunnen verklaren: 'The dream is alive!', waarom zouden de
internauten zich dan ook niet voor kosmonauten kunnen houden? Waarom zouden
ze niet als grote kinderen in een sprookje de ruimte tussen realiteit en
voorstelling tot een snijvlak terugbrengen en overschrijden in de richting
van een virtueel Paradijs? Waarom zouden ze niet geloven, dat het
buitenaardse licht van de komeet Hale Bopp, de weg aangaf naar een
nooduitgang, een uitstap uit de fysieke wereld?

De 39 leden van de Cybersekte Heaven's Gate hebben in hun luxueuze
onderkomen op de Rancho Santa Fé alleen maar hun verderfelijke sterfelijke
omhullingen achtergelaten, lichamen, waarvan ze zich toch al lange tijd niet
meer wisten te bedienen.

1. HET LOGGE LICHAAM

'Hun wezen is van vuur en van omhoog En van logge lichamen bevrijd, in
goddelijke beweging'

Vergilius over de Hemelse Deugden, geciteerd in Drie boeken van Occulte
Filosofie van Hendrik Cornelius Agrippa, 1531.

Het eerste thema waar we het vanmiddag over gaan hebben is de afkeer van
het lichaam. Van je lichaam af willen, of je lichaam willen verlaten is
een thema, dat we zowel bij de technische, als bij de religieuze systemen
tegenkomen. Een uiterst lichaamsvijandige houding treffen we aan in de
Gnosis. Een 'ketterse' religie die haar hoogtepunt had in de eeuwen kort
voor en na de geboorte van Christus. De Gnostische lichaamshaat is nauw
verbonden met hun kijk op de wereld, hun kosmologie. In de meest
letterlijke betekenis van het woord heeft de Gnosticus last van een fatale
menging, die zich ooit in een onnoembaar verleden in de kosmos heeft
voorgedaan. Het is de opgave van de Gnosis deze menging ongedaan te maken.
Dergelijke voorstellingen vinden we in Gnostische oorsprongsmythen, die we
verder ook nog kunnen herkennen aan het duele godsbesef. De Gnosis gaat
uit van twee Goden: De Wereldheerser, of de Schepper is de tegenstrever
van de Oergod, die aan deze wereld niet schuldig is. In de vertelling van
de oorsprong komt dit tot uitdrukking doordat de fatale menging
plaatsvindt tussen hetzij het Licht en de Duisternis, hetzij het Goede en
het Kwaad. Deze vermenging komt tot stand óf door een misleiding van het
Goede, óf door een gewelddaad van het Kwaad. Het uit elkaar halen van deze
verstrengeling wijst op de noodzaak van de wereldgeschiedenis, die dan
gezien wordt als een proces van verlossing, reiniging en zuivering. De
misleiding van het Goede blijkt uit de vertelling van een buitengewoon
schone Anthropos, die zichzelf ziet in de spiegeling van het water van de
Duisternis en vol verlangen zijn evenbeeld achterna ijlt de diepte in. De
gewelddadige daad van het Kwaad blijkt uit de vertelling van het vermogen
van de Duisternis, om zich, analoog aan de doornstruik en het kledingstuk,
vast te hechten aan het Licht en deze niet meer los te laten. Maar er
waren ook sekten die beweerden dat het Licht niet bedrogen kon worden en
dat het zich in de diepe Duisternis stortte uit medelijden, waarna de
Duisternis daarvan misbruik maakte. Hoe dan ook; alle oorsprongsmythen van
de Gnosis benadrukken de menging. Ten tweede is het van belang te weten,
dat de Gnosis de menging opvat als een ongeval: een goddelijke val binnen
en vanuit de hoogste sferen. Per ongeluk bracht deze val de menging met
zich mee en had ze de Schepping tot gevolg. De conditie voor onze wereld
is dientengevolge de ongelukkige val. Vervolgens ziet de Gnosticus de
Schepping in enge zin niet als een goede, of een neutrale daad, maar als
de hopeloze actie van een dommige en kwaadaardige God van de tweede rang,
die niet in staat was de gevolgen van het primaire ongeval in de hand te
houden. Nogmaals, voor de Gnosticus is de Schepping een ongeval, een fout,
een slip, een fatale verketening van oorzaak en gevolg, kortom een val,
die de Christelijke zondeval ver overtreft. De Schepping zelf is al het
Kwaad, omdat de noodlottige menging van licht (geest) en materie de
uiteindelijke opsluiting van de geest in een lichaam tot gevolg heeft
gehad. Omdat het lichaam je vastbindt aan en verwikkelt in een foute en
kwaadaardige wereld, waarvan niets goeds te verwachten is, is het zaak dat
lichaam te verlaten.

De Gnosis, het woord betekent kennis, vertelt je, hoe je je lichaam
verlaat, waarom je dat doet en waar je dan heen gaat. De Gnosticus vraagt:
Waar ben ik? , Waar zijn we? , Wat ben ik hier op aarde geworden? Waar kom
ik vandaan? Waar ga ik heen? Wat zal ik worden? De Gnosis geeft het
antwoord op deze vragen, waardoor ze kennis verschaft over het verleden,
het heden en de toekomst.

De Gnosis is echter geen filosofie, maar een religie, dus gebaseerd op
openbaring. Ze is een ervaring, of betrekt zich op een mogelijke
innerlijke ervaring, die een onomkeerbare toestand moet instellen en
waardoor de mens- in een ogenblik van verlichting, die zowel wedergeboorte
als ook zelfvergoddelijking is- zichzelf weer begrijpt in zijn waarheid,
zich deze waarheid herinnert en zich bezint op zichzelf, dat wil zeggen
zich bezint op zijn ware aard en zijn ware oorsprong; daardoor herkent hij
zich in God, herkent zichzelf in Hem terug, herkent God, ervaart zichzelf
als een emanatie van God en als vreemd in deze wereld. Zo verwerft hij met
zijn ware ik en zijn ware standplaats de verklaring voor zijn lot en de
definitieve zekerheid over zijn heil. Vanaf dit moment ervaart de
Gnosticus zich als een wezen, dat feitelijk en voor eeuwig verlost is. We
kunnen er aan toevoegen: zijn lichaam verlaten heeft.

De oorsprongsmythen, die ik voor wil lezen heb ik ontleend aan het boek
van Wolfgang Schultz, Dokumente der Gnosis, (Matthes und Seitz 1986).

De oorsprong van de kosmos volgens de sekte van de Orphieten. pp. 50 en
51.  Vertaling uit het Duits: Wim Nijenhuis

De mens (Anthropos) is de God der Goden, die als zalig, onvernietigbaar en
grenzeloos licht eeuwig verblijft op de achtergrond. Er gaat echter een
gedachte van hem uit en dat is zijn zoon, die Hij wegzendt. Deze Zoon van
de Anthropos is de tweede Anthropos.

Na hem komt het heilige Pneuma. (Geest) Onder deze drie, op zodanige
wijze, dat het Pneuma boven hen is, zijn de vier elementaire krachten:
water, duisternis, afgrond en opening. Boven hen zweeft het Pneuma, dat
het eerste wijf is.

De eerste Anthropos en de tweede Anthropos ontvlamden in liefde tengevolge
van de schoonheid van het Pneuma, dat wil zeggen van het wijf. Door haar
te bestralen verwekten ze bij haar een onvergankelijk licht, een derde
mannelijk wezen, dat de Gezalfde heet: De zoon van de eerste en de tweede
Anthropos en het heilige Pneuma, het eerste wijf, waarbij Vader en Zoon
het wijf besliepen, waarom zij ook de Moeder van de Levende genoemd wordt.
Omdat het wijf de macht van het licht niet kon verdragen en ook niet in
zichzelf kon opnemen, schuimde zij, bovenmatig gevuld, in de richting van
de linker contreien van de wereldordening. En zo zonderde haar zoon, de
Gezalfde, zich af in het rechter gedeelte. Door een werveling werd hij,
samen met zijn moeder naar boven gezogen, omhoog naar het onvergankelijk
eeuwige. De moeder van de gezalfde is tegelijkertijd ook de ware en de
heilige kerk; Want de kerk is de naam, de samenkomst en de vereniging; van
de vader van allen, de eerste Anthropos, verder zijn zoon, de tweede
Anthropos, tenslotte de Gezalfde, de zoon die zij samen met het wijf
hadden.

De kracht, welke naar links uit het wijf omhoogborrelde, de zuster van de
Gezalfde, viel overdekt met een flauw lichtschijnsel vanuit het verblijf
van de Vader in de diepte. Ze heet wijsheid (Sofia), hoer en manwijf. En
ze zwom in de wateren en bracht daar in beweging, wat nog nooit in
beweging was geweest. Heftig drong ze naar voren, totdat ze in de afgrond
viel. Van de wateren nam ze een lichaam aan en ze werd daarmee belast,
omdat alles zich opdrong aan haar net van licht en zich zo aan haar
vastkleefde, dat ze in gevaar verkeerde om door de wateren verdronken te
worden. En ze zou bijna door het stoffelijke verteerd geworden zijn,
wanneer ze niet met licht bespannen was geweest.

Gevangen door het lichaam, dat van stof was, was zij tot het uiterste
verzwaard. Ze bedacht zich een tijd, toen probeerde ze aan het water te
ontkomen en naar de moeder omhoog te gaan. Maar vanwege de zwaarte van het
lichaam dat haar omgaf, lukte dit niet. En ze was buitengewoon ongelukkig
en probeerde het licht dat van boven kwam te verbergen: want ze vreesde,
dat dit licht, net als zijzelf beschadigd zou kunnen worden door de lagere
elementaire krachten. Toen zij na de verzameling van het lichtnet dat in
haar was, kracht ontvangen had, sprong ze terug. En ze werd in de hoogte
geheven en breidde zich uit. En ze richtte zich in de kosmos en vormde
haar zoon, de hemel, die wij zien en die haar lichaam is.

En onder de hemel bleef haar getuigenis terug, de aarde, die nu nog de
gedaante heeft van een drijvend bootje (zwemmend naakt).

Omdat zij het verlangen naar het hogere licht ontvangen had en ook de
kracht had om eeuwig boven het water te blijven, legde zij haar lichaam
af, voor eeuwig van hem bevrijd. Het lichaam echter, dat zij, het wijf,
aflegde, wordt naar haar het wijf genoemd.

Maar ook de zoon van het wijf, namelijk de wijsheid, had in niet mindere
mate dan de moeder het streven naar onbedorvenheid, dat hem tot handelen
aanzette.

Machtig geworden ontrukte hij zonder hulp van de moeder een zoon aan het
water. En zijn zoon ontrukte naar het voorbeeld van zijn vader weer een
zoon.

Deze derde verwekte weer een vierde. De vierde verwekte weer een zoon. De
vijfde maakte de zesde en de zesde maakte de zevende. Zo ontstond een
zevental, terwijl de moeder de achtste is. En dat is het hoge zevental. En
overeenkomstig de opeenvolging van hun ontstaan zijn ook hun kracht en hun
aanzien steeds weer verdeeld.

De eerste na de moeder heet Ialdabaoth, die na hem heet Iao, die na hem
Sabaoth, de vierde Adoneus, die na hem Eloëus, de zesde Oreus, de zevende
en jongste van hen heet Astapheus. Deze hemelen, vermogens en krachten,
deze engelen en wereldstichters zitten vanaf haar ontstaan op een rij in
de hemel en beheersen onzichtbaar het hemelse en aardse gebeuren.
Ialdabaoth gaat hen daarbij voor en schept nu aartsengelen, engelen,
krachten, vermogens en heerschappijen, zoals hij daaraanvoorafgaand en
zonder enige toestemming zonen en kleinkinderen verwekt had.
 Vanwege zijn heerschappij geraakten de overige zonen met hem in strijd.

Bedroefd en wanhopig hierover keek Jaldabaoth naar beneden in de lagere
regionen van het stoffelijke en belichaamde zijn verlangen daarin en
hieruit ontstond een zoon. Deze zoon heette nous (geest) en had de
gestalte van een opgerolde slang, die ook geest genoemd werd, waarmee dan
de ziel en überhaupt al het aardse bedoeld wordt. Vandaaruit ontstaan al
het vergeten, alle boosheid, alle arrogantie, jaloezie en dood.

Deze slangengestalte en opgerolde 'nous' verstrikte zijn vader nog meer in
de verwikkelingen van de zonde. Want samen met hem was hij in de hemel en
het paradijs en hij bewonderde zijn vader als de schepper. Zo kwam het,
dat Ialdabaoth zich breed maakte voor alles wat onder hem was en zei: 'Ik
ben de vader en God, en boven mij is niemand.' De moeder (het eerste wijf)
hoorde hiervan en riep tegen hem: 'Lieg niet Ialdabaoth; want boven je
staat de vader der vaderen, de Anthropos en de Anthropos, de zoon van de
anthropos.'

En allen waren verward over het nieuwe woord en de onverwachte benoeming
vroegen zich af waar de roep vandaan was gekomen. Toen zei Ialdabaoth, om
hen naar zich toe te lokken en te verleiden:

'Welaan, laat ons de mens maken naar ons evenbeeld'. Zes machten, waaraan
de Moeder de gedachte van de mens gegeven had, om zo door middel van hem
Ialdabaoth zijn macht te ontnemen kwamen bij elkaar en vormden de mens,
monsterlijk van lengte en breedte. Omdat hij echter alleen maar kronkelde
en niet overeind kon staan brachten ze hem naar zijn vader,- ook dit deden
ze op aanraden van de Wijsheid-, opdat Ialdabaoth afstand zou doen van
zoveel licht, dat hij zich niet meer zou kunnen verzetten tegen diegenen
die boven hem zijn en in het bezit van de macht. Doordat Ialdabaoth hem de
levensgeest inblies, raakte hij ongemerkt zijn macht kwijt.

Daarom heeft de mens geest en gedachten. En daardoor wordt hij gered. En
direct dankte hij de eerste anthropos, zonder zich te bekommeren om zijn
verwekker. (.......)'. Dit verhaal herhaalt verder grote delen van het
oude testament, tot aan de komst van Jezus, die door de Gnosis gezien
wordt als de belichaming van de gezalfde, die de zoon is van vader en zoon
anthropos en moeder Pneuma. Met het optreden van de Gezalfde komt het
proces van de val ten einde. Nu begint de opstijging van het gevallen en
gevangen licht naar de hoogste regionen van Anthropos de Vader. En als al
het licht daar is aangekomen en Ialdabaoth met lege handen zit, is het
fundamentele ongeval van de kosmos tenietgedaan. 'Het einde treedt in,
wanneer het hele net gevuld is met de adem van het licht en ontvoerd is
naar de onvergankelijke eeuwigheid.'

De oorsprong van de Kosmos volgens de sekte der Sethianen. pp. 108-109
Vertaling uit het Duits: Wim Nijenhuis

'Er zijn drie bepaalde oorsprongen en ieder van hen bezit oneindige
krachten. Ieder van deze oorsprongen kan, dankzij de krachten die zich in
hen bevinden alles worden wat iemand door kennis herkent of ongekend moet
laten, net zoals de ziel van de mens deze kunst zou kunnen leren. Geeft
men het kind aan een fluitspeler, dan wordt het er ook een wanneer het
langere tijd bij hem blijft. Het wordt een landmeter wanneer het verblijft
bij een landmeter, een taalkundige als het bij een taalkundige en een
bouwmeester als het bij een bouwmeester verblijft. Deze oorsprongen zijn
Licht en Duisternis met tussen hen in een ongemengd pneuma. Het Pneuma
echter, dat zich midden tussen het Donker dat onder is en het Licht dat
boven is bevindt, is niet een pneuma dat we ons voor kunnen stellen als
een bries of een lichte ademtocht, maar het lijkt veel meer op de zachte
geur van een zalf van mirre, of een samengesteld parfum, dat een kracht
is, waarbij de ontvouwing van haar weldadige geur sneller dan iedere
gedachte en dan iedere schildering doordringt in het Al. Ondertussen omdat
het licht boven is, het Donker onder en het Pneuma zodanig in het midden
is, de werkzaamheid van het Licht zodanig is, als de zonnestraal vanaf de
hoogte naar beneden de in de diepte gelegen Duisternis verlicht, terwijl
de weldadige geur van het Pneuma het Midden houdt, zich uitdijt en overal
in doordringt, zoals we ook weten, dat een reukwerkje, dat we in het vuur
gooien zich naar alle kanten verspreidt- omdat deze kracht komt uit de
drie oorsprongen-, zo werken dan ook de krachten van het Pneuma en het
Licht in op de onder hen gelegen Duisternis.

Doch de Duisternis is verschrikkelijk water en zijn treurige bezigheid is
het, om via het Pneuma, het Licht op te vangen en vast te houden. De
Duisternis is verre van dom, het heeft een voltooide bezonnenheid en weet
daarom, dat als het Licht aan het Donker wordt onttrokken dat de
Duisternis dan eenzaam, onzichtbaar, zonder licht, machteloos, daadloos en
krachteloos achter zal blijven. Daarom spant het zich tot het uiterste in
om het Licht en de vonken van het Licht samen met de weldadige geur van
het Pneuma in zichzelf op te nemen. Een afbeelding van deze activiteit van
de wereld kan men zien in het gelaat van de mensen, in de pupillen van de
ogen, die donker zijn vanwege het in hen opgeslagen water, maar toch
verlicht worden door het Pneuma.

Net zoals de Duisternis het Licht tegenwerkt, opdat het de dienende vonk
verwerft en zo kan zien, zo werken het Licht en het Pneuma de macht van de
Duisternis tegen. Ze proberen op te stijgen en in de hoogte hun krachten
in veiligheid te brengen die beneden vermengd zijn met het donkere en
verschrikkelijke water.

Alle krachten van de oorsprong, hun getal is drie, zijn nu wezenlijk
uitgerust met de oneindig maal oneindige kracht van de Geest en het
nadenken. Hoewel er van deze bezonnen en denkende krachten oneindig veel
zijn, blijven ze in rust, zolang ze verblijven in zichzelf. Als er echter
twee bij elkaar in de buurt komen, dan bewerkt de ongelijkmatigheid van
hun nabijheid een soort beweging en een werking welke uit die beweging
voortkomt, overeenkomstig de wederzijdse positie van de op elkaar
inwerkende krachten.

Dit op elkaar stoten van de krachten verloopt als bij de vervaardiging van
een zegel, dat doordat het drukt op de tegenover hem gelegen massa, daarop
een afbeelding van zichzelf achterlaat. Omdat er nu oneindig veel krachten
van die oorsprongen zijn, die drie in getal zijn, ontstaan er uit deze
oneindig vele krachten ook oneindig veel ontmoetingen en dus ook oneindig
veel zegelafdrukken. Deze afdrukken zijn de gedaanten van de onderscheiden
levende wezens. Door de eerste grote botsing van de drie oorsprongen
ontstond de eerste grote zegelvorm: Hemel en Aarde.'

TEGEN HET LICHAAM.

Tenslotte wil ik nu enkele passages voorlezen, waarin de lichaamshaat wat
nadrukkelijker tot uitdrukking komt.


--
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet toegestaan zonder
* toestemming. <nettime-nl> is een gesloten en gemodereerde mailinglist
* over net-kritiek. Meer info: list@dds.nl met 'info nettime-nl' in de
* tekst v/d email. Archief: http://www.factory.org/nettime-nl. Contact:
* nettime-nl-owner@dds.nl. Int. editie: http://www.desk.nl/~nettime.