Patrice Riemens on Sun, 2 Oct 2011 15:29:38 +0200 (CEST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Ewald Engelen: De onstuitbare opmars van de bestuurlijke larie, oftewel bullshit, aka 'lulkoek' (director's cut)


Straks zal ik nog es doorgaan voor een fan van Ewald Engelen, wat ik in 
zekere opzichten ook wel ben, dwz wat zijn texten (en niet te vergeten, 
schrijftrant) betreft. De vent zelf duw ik, persoonlijk gezien dan, 
graag onder de tram - als 't maar enigszins op een ongeluk kan lijken 
(*).

Deze text, met als titel gewoon 'Lulkoek' (door ons zelbenoemde 
'kwaliteitskrant' de NRC-Handelsblad in de verkorte weergave vertaald 
als 'larie') staat in het laatste nummer van het voortreffelijke 
geografisch-planologisch tijdschrift AGORA (http://www.agaora-magazine.nl)
een aflevering die bijna geheel gewijd is aan het verschijnsel 
(ruimtelijk-bestuurlijke) hype.  Een echte aanrader!

Enjoy!
Cheerio, patrizio en de Dinosaurussen!
-------------------------------------

Lulkoek
Ewald Engelen

Beleid en groeicoalities moeten altijd met een
verhaal verantwoord worden aan de kiezer. Deze
verhalen bestaan echter steeds vaker uit gebakken
lucht en opgepomte hypes, ofwel uit lulkoek.
Tegelijkertijd lijken pers en academia machteloos
deze lulkoek door te prikken, met als gevolg dat
private belangen vrij spel hebben.
...........

Eind april ontving ik een uitnodiging van de Kenniskring Amsterdam om 
een bijeenkomst over de financieel-zakelijke dienstverlening in 
Amsterdam bij te wonen. Onder de zelfingenomen titel "Global Challenges 
- Dutch Solutions" zouden advocaten, bankiers, en lobbyisten mij 
bijpraten over het belang van de financieel-zakelijke dienstverlening 
voor de Amsterdamse economie en de toekomstige groeimogelijkheden van 
deze sector. Was getekend: Eberhard van der Laan, de nieuwbakken 
burgemeester van Amsterdam.

De bijbehorende tekst was een wonder van ronkende rechtpraterij van wat 
tijdens de crisis krom was gebleken. Het begon er mee dat de financieele 
en de zakelijke dienstverlening doodleuk op een hoop werden geveegd. Zo 
kwamen er tenminste imposante cijfers uit, moeten de opstellers hebben 
gedacht: 90.000 ondernemingen, 295.000 werknemers, een kwart van het 
Amsterdamse BBP en groeicijfers van boven de vier procent. In 
werkelijkheid is de financieel-zakelijke dienstverlening natuurlijk 
helemaal geen 'sector', maar eerder een vergaarbak van postindustriele 
activiteiten waar statistici uit het industriele tijdperk geen raad mee 
weten. Wat dit moest verhullen was dat de financieele sector in 
Amsterdam al jaren aan het krimpen is. Vorig jaar werkten er vijftien 
procent minder mensen dan in 2001. In het vermogensbeheer zijn 4000 
banen verdwenen, in de effectenhandel werken nog maar 2500 mensen en bij 
de banken zijn sinds 2008 bijna 3000 banen verdwenen. Stimuleren is dan 
trekken aan een dood paard. Geen goed uitgangspunt voor een ambitieus 
economisch ontwikkelingsprogramma.

Tenenkrommend was de bijgevoegde agenda. Terwijl het Nederlandse 
pensioenstelsel in zijn voegen kraakte, presteerden de organisatoren het 
om een spreker van Holland Financial Center uit te nodigen die 'de 
kracht van ons pensioenstelsel en de exploitatiemogelijkheden ervan in 
het buitenland' uit de doeken moest doen. En terwijl advocatenkantoren 
als Loyens & Loeff schatrijk worden van het opzetten en beheren van 
trustmaatschappijen voor buitenlandse belastingontduikers, suggereerde 
de titel van de bijdrage van de bestuursvoorzitter - tevens gastheer - 
van Loyens & Loeff dat de aantrekkelijkheid van het Nederlandse 
belastingparadijs meer te danken is aan de kwaliteit van de wetgeving 
dan aan de extreem lage belastingtarieven. Leg dat de inwoners van - zeg 
- Nigeria maar eens uit!

Erger dan de leugenachtigheid van wat er wel stond, was wat er werd 
verzwegen. Blijmoedig verwees de uitnodiging naar de Amsterdamse 
Economic Development Board (EDB) die het in zijn ondoorgrondelijke 
wijsheid had behaagd om de financieel-zakelijke dienstverlening tot een 
van de zeven speerpunten van de Metropoolregio uit te roepen. 
Tegelijkertijd zweeg de tekst over dat wat aan de wieg moet hebben 
gestaan van dit bancaire charmeoffensief: een financieele crisis die de 
Nederlandse belastingbetaler bijna 25 procent van het bbp heeft gekost. 
Daarmee is Nederland een van de zwaarst getroffen landen ter wereld. En 
dat heeft de belastingbetaler te danken aan slap toezicht, te lage 
kapitaalbuffers en goed voor zichzelf zorgende bankiers die voor de 
crisis op grote schaal wilden meedoen met de grote jongens in Wall 
Street en de Londense City. Met dank aan de groeifixatie van politici en 
toezichthouders. Maar daarover in de uitnodiging geen woord.

Bestuurlijke epidemie van het Woord

Hoe is het mogelijk dat drie jaar na dato de gemeente Amsterdam zich 
wederom voor het karretje van de bancaire sector laat spannen? Hoe kan 
het zijn dat juist sociaal-democraat Van der Laan tekent voor een 
uitnodiging die zo opzichtig om de hete brij van de crisis en de 
buitenproportionele omvang van de Nederlandse financieele sector heen 
draait? En waarom lenen de academici in de EDB - Louise Fresco, 
Henriette Maassen-Van den Brink, de beide bestuursvoorzitters van de 
Amsterdamse universiteiten - hun wetenschappelijke reputatie en die van 
hun instellingen voor het witwassen van dit soort onzin?

Deze casus staat niet op zichzelf. Wie er oog voor heeft, ziet de sporen 
van deze bestuurlijke epidemie overal. Of het nu gaat om de 
Noord-Zuidlijn, de Olympische Spelen 2028, krachtwijken, 
burgerschapscursussen, kenniseconomie, de creatieve klasse, 
toponderzoek, innovatiebeleid of de Zuidas - steeds zijn het discursieve 
beleidsassemblages die daadkracht suggereren, groei en succes simuleren, 
en daarmee draagvlak moeten genereren. Dat het, zoals met de 
Noord-Zuidlijn en, in mindere mate, de Zuidas, materieel is neergeslagen 
in miljarden verslindende ruimtelijke interventies, laat onverlet dat 
ook in deze gevallen in den beginne het Woord was. Goddank is het in het 
merendeel van de overige gevallen bij het Woord gebleven. De 
bestanddelen ervan zijn steeds dezelfde: een projectorganisatie met een 
eigen prominente 'trekker', een eigen adres, een eigen logo en eigen 
briefpapier, meestal gevolgd door een futurologische mijmeringen 
uitlokkende maquette of een glanzende brochure met fraaie futuristische 
vergezichten en een website die dat alles nog eens virtueel verdubbelt. 
Dit alles geflankeerd door een lange reeks van rapporten en 
evaluatiestudies onder leiding van gerenommeerde professoren werkzaam 
bij imposante instituten die de plannen, voornemens, interventies en 
projecten - al dan niet voorzien van het keurmerk van het NICIS - aan 
academische legitimiteit helpen.

Het succes van deze assemblages kan niet worden afgelezen aan de 
realisering van doelstellingen. Die zijn daarvoor te diffuus - sociale 
cohesie, innovatie, groei, beter onderwijs, succesvolle steden: hoe meet 
je dat? - en vooral te multicausaal. Veel belangrijker is de mate waarin 
de quasi-causale fraseologie waaromheen deze assemblages zijn 
geconstrueerd - kennisvalorisatie in het geval van de kenniseconomie; 
actief burgerschap in het geval van sociale cohesie; r&d investeringen 
in het geval van innovatie - terecht komt in die liturgische brij van 
beleidskundige platitudes die als pasmunt van de inwijding circuleert in 
de broze netwerken van de Nederlandse elite. En die - maar dit terzijde 
- gesprekken met leden van de elite tot zo 'n buitenwereldlijke ervaring 
maakt: geloven deze sprekende pakken zelf in de liturgie die ze 
reciteren?

Voor de crisis waren het belang van innovatie, excellent onderwijs, de 
creatieve klasse, en meer sociale cohesie voor het welbevinden van 
Nederland boven iedere twijfel verheven. Dat de staat helemaal niet over 
innovatie gaat en dat niet elke innovatie (bijvoorbeeld financieele) 
altijd wenselijk is; dat onderwijs een positioneel goed is en meer 
onderwijs dus niet automatisch beter is; dat sociale cohesie niet 
hetzelfde is als gemengde wijken en zeker niet betekent dat we allemaal 
van elkaar moeten houden; en dat de creatieve klasse in Nederland vooral 
een subsidieverslaafde culturele sector bemenst die parasiteert op de 
staat en dus nooit de autonome stedelijke groeimotor kan zijn waar de 
voorstanders haar voor houden - dat soort piskijkerige kanttekeningen 
werden wel degelijk gemaakt maar drongen maar mondjesmaat tot de 
beleidselite door.

Dat heeft niets met fact free politics te maken, maar alles met de aard 
van deze discursieve beleidsassemblages. Feitenvrije politiek is 
namelijk een opgestoken middelvinger in de richting van de 
argumenterende klasse en als zodanig, net als de leugen, parasitair op 
het waarheidsspel dat inherent is aan argumenteren. Sterker nog, 
populisten gaan er prat op de argumenterende klasse te hebben ontmaskerd 
als een babbelende kaste die haar eigen particuliere wensen en belangen 
maskeert als beschavings- offensief. Maar ontmaskering, dat is toch bij 
uitstek een aan het waarheidsspel ontleende geste die de progressieve 
babyboomer sinds de jaren zestig tot kunstvorm heeft verheven? Geen 
wonder dat diezelfde babyboomer er zoveel moeite mee heeft om haar te 
pareren.

Waarheid, haalbaarheid of lulkoek?

De narratieven waar ik het over heb, zijn door de Amerikaanse 
taalfilosoof Harry Frankfurt kernachtig samengevat als 'bullshit'. In 
goed Nederlands: lulkoek. Kenmerkend voor lulkoek is dat het geen enkele 
waarheidsclaim doet en daardoor resistent is tegen feitelijke 
weerlegging. Dat verklaart waarom lulkoek zo weinig vatbaar is voor 
kritiek en niet kan worden ontmaskerd als leugen. Wie lulkoek te lijf 
gaat met empirische tegenwerpingen bezondigt zich stomweg aan een 
categoriefout. Lulkoek is namelijk voorbij waar of onwaar, goed of fout, 
juist of onjuist.

Lulkoek laat zich nog het beste beschrijven als een simulacrum van een 
propositie met beschrijvende of verklarende inhoud. Ter verduidelijking 
het meest bekende voorbeeld van zo 'n simulacrum: de hostie en de wijn 
zijn niet het vlees en bloed van Jezus. Tegelijkertijd kunnen de hostie 
en de wijn alleen bij gratie van de gewijde context present stellen door 
juist niet te zijn wat ze suggereren, namelijk het bloed en vlees van 
Jezus. Net zo ziet lulkoek er weliswaar uit als een gewone zin, maar is 
het eigenlijk een uitnodiging aan de ontvanger om te geloven in de 
realiseerbaarheid van de stand van zaken die de propositie niet 
beschrijft of verklaart, maar suggereert en projecteert. Lulkoek is zo 
bezien een manmoedige poging om de ontvanger ervan te overtuigen dat met 
het doen van de uitspraak een 'feit' is geschapen dat net zo hard en 
definitief is als het 'institutionele feit' van wederzijdse juridische 
verplichtingen dat het uitspreken van het ja-woord bij een huwelijk in 
het leven roept.

Er is niemand bij de gemeente Amsterdam die serieus gelooft dat 
Amsterdam ooit tot de top zeven van Europese financieele centra zal gaan 
behoren, een 'Europese koploper in de diensteninnovatie' zal worden of 
'een broedplaats voor toptalent in de financieel- zakelijke 
dienstverlening', zoals de doelstellingen van de EDB voor 2020 luiden. 
Daarvoor ontbreekt het Amsterdam ten enenmale aan omvang en massa, mist 
de gemeente geld, expertise en instrumenten, en is de stad teveel 
afhankelijk van toeval en ontwikkelingen elders. Krijgen wij onze 
vergrijzingskosten onder controle? Redt de euro het? Wat betekent de 
opkomst van China? Worden banken en financieele markten aan banden 
gelegd? Wat betekent dat voor Londen en Frankfurt?

Maar om waarheid, waarschijnlijkheid en haalbaarheid gaat het helemaal 
niet bij lulkoek. Belangrijker dan het realiteitsgehalte van de 
narratieven is hun mobiliserende kracht. Lulkoek bestaat uit 
beleidsverhalen die tegelijkertijd vier doelen dienen: ze suggereren 
daadkracht; ze projecteren een toekomst van gedeeld succes en brede 
welvarendheid; ze genereren draagvlak en creeren gemeenschap; en ze 
verhullen de altijd kwetsbare coalitie van particuliere belangen die 
zich rond deze narratieven hebben geplooid. De bouw-vastgoed-financieele 
coalitie in het geval van de Zuidas; de bouw-transport-infrastructuur 
coalitie in het geval van de Noord-Zuidlijn; de universitaire coalitie 
van NWO,KNAW en VSNU in het geval van de kenniseconomie; de 
corporatiewelzijnscoalitie in het geval van de sociale cohesie agenda.

Postdemocratie en emancipatie

Lulkoek gedijt in postdemocratische maatschappijen, zoals de Britse 
socioloog Colin Crouch samenlevingen als de onze heeft gedoopt. Door het 
afkalven van de naoorlogse achterban van georganiseerde 
belangenverbanden zoals vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke 
partijen, kerken en sectorale organisaties is het politieke spel steeds 
meer veranderd van een elitair onderhandelingsspel achter gesloten 
deuren in een quasi-openbaar gezelschapsspel. Dat spel draait om het 
vertellen van overtuigende verhalen. In de relatief stabiele politieke, 
culturele en sociaaleconomische condities van de jaren vijftig, zestig 
en zeventig was het vertrouwen van burgers en ingezetenen in hun 
politieke en corporatistische vertegenwoordigers zo groot dat deze 
zonder last of ruggespraak in de beslotenheid van rokerige achterkamers 
hun ingewikkelde onderhandelingen konden voeren.

Dat is verleden tijd. Zoals de sociale en juridische categorieen van 
staat, zuil, gezin en bedrijf steeds poreuzer zijn geworden, zo zijn ook 
de oude loyaliteiten die daarmee verbonden waren geleidelijk aan 
verdwenen. Elites kunnen niet langer rekenen op de vanzelfsprekende 
instemming van hun ondergeschikten, als ze ueberhaupt al weten wie dat 
zijn. Het gevolg is dat beleid meer en meer de uitkomst is geworden van 
een strijd tussen verschillende losse elitaire facties. Deze betwisten 
elkaar de mogelijkheid om de narratieven waarachter zij zich tijdelijk 
hebben geschaard te transformeren in relatief stabiele coalities. Die 
coalities geven vervolgens toegang tot bureaucratische 
informatiekanalen, agendabepalende media en intellectuelen en daarmee 
tot electorale steun en de (steeds geringere) materieele middelen van de 
staat en haar toeleveranciers.

Je kan dat betreuren, zoals Crouch doet, maar ook zien als volgende stap 
in een langdurig emancipatieproces. De relatie tussen burger aan de ene 
kant en staat en elite aan de andere is kennelijk zo symmetrisch 
geworden dat de elite zijn greep op het staatsapparaat alleen maar kan 
vestigen door steeds nieuwe coalities te smeden die uiteindelijk zijn 
gebaseerd op lulkoek. Nu onderdanen niet meer met het geweer gedwongen 
kunnen worden in te stemmen met elitaire plannen, en nu het gezag van 
elites door het stijgende onderwijspeil van de bevolking en de 
onttovering van eliteposities steeds minder vanzelfsprekend is geworden, 
rest postdemocratische elites nog slechts de verleiding van 
veelbelovende narratieven. Deze gaan vervolgens in alle electorale 
openheid de strijd aan met de botsende narratieven van concurrerende 
coalities. Daarmee zou de postdemocratie van Crouch idealiter 
democratischer kunnen zijn dan de democratische hoogtij van de jaren 
vijftig, zestig en zeventig die hij nostalgisch betreurt. Helaas is in 
werkelijkheid de strijd tussen de narratieven nauwelijks gelijkwaardig 
en ontbreekt het aan onafhankelijke machtsbolwerken die gezaghebbend de 
doelstellingen van de verschillende narratieven op hun publieke 
pretenties kunnen toetsen. Welke groeicoalities gaan achter welke 
narratieven schuil? Hoe waar, waarachtig, haalbaar en waarschijnlijk 
zijn hun narratieven?

Intellectuele armoede

Van oudsher hadden twee maatschappelijke actoren die taak: de 'vrije' 
pers en Academia. Twee luizen in de pels van de elite. De eerste is door 
commercialisering, technologische innovatie en de democratisering van 
nieuwsgaring steeds slechter toegerust voor haar kritische taak. 
Kranten, tijdschriften en omroepen verkochten ooit hun 
maatschappijkritiek voor een schappelijke prijs aan hun leden en 
abonnees. Met het verscheiden van hun monopolie op informatieverwerving, 
duiding en verstrekking is hun bedrijfsmodel niet langer levensvatbaar 
en zijn media momenteel naarstig op zoek naar nieuwe functies en rollen. 
Het is lastig te voorspellen wat de uitkomst gaat worden.

Rest Academia. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat die zich de 
afgelopen jaren steeds ho(e)riger aan de heersende belangencoalities is 
gaan betonen. Haar eigen bestuurders die zich hebben afgewend van de 
academische werkvloer en zich in toenemende mate hebben ingelikt bij de 
bestuurlijke elite hebben hier in belangrijke mate aan bijgedragen. Net 
als de media onzeker over haar maatschappelijke positie, haar functie en 
haar financiering heeft de universiteit zich steeds meer onderworpen aan 
een utilitair discours dat haar status laat afhangen van een 
conformistische norm van kennisvalorisatie. Steeds minder geld is 
beschikbaar voor kritisch, onafhankelijk onderzoek. Steeds groter is de 
greep geworden van politici en beleidsmakers op de probleemdefinities 
die sociale wetenschappers vervolgens mogen onderzoeken. De 
onderzoeksprogramma's van 'topinstituut' NICIS zijn daar een uitmuntend 
voorbeeld van. Ambtenaren van grote en middelgrote gemeentes hebben een 
steeds grotere zeggenschap gekregen over welke onderzoeksvoorstellen 
subsidiabel zijn en welke niet. Steeds minder ruimte is er voor kritisch 
onderzoek dat de heersende onderzoeksagenda's en de dominante 
probleemdefinities zelf aan kritiek wil onderwerpen.

Dat is geen verrassing. Om lulkoek te transformeren in een 
institutioneel feit en de strijd der narratieven (tijdelijk) in hun 
voordeel te kunnen beslechten, hebben de belangencoalities die zich 
achter zo 'n narratief hebben geschaard ook in een postdemocratisch 
tijdperk het auratische gezag van wetenschappelijke fundering nodig. En 
Academia levert, en levert graag, onder het motto: U vraagt, wij 
draaien.

Steeds minder kent Academia daardoor een eigenstandige, 
maatschappijkritische taakopvatting. Steeds vaker verlaagt ze zich tot 
de rol van hooggekwalificeerde prostituee van een wankele maar 
zelfingenomen elite. Zeker als deze zich via de agenda van de 
kenniseconomie opwerpt als haar grootste fan.

Het is een gevaarlijke strategie. Hoerigheid is geen goede basis voor 
duurzaam gezag. De universiteit loopt het levensgrote risico net als het 
HBO een domme certificeringsmachine te worden. Dan zullen burgers op 
zoek moeten naar andere tegenmachten om de lulkoek van de elite de maat 
te nemen. Ik hoop van ganser harte dat mijn bestuurders bijtijds het 
gevaar zien. Maar ik vrees het ergste. Als de elite lonkt, dooft de 
kritiek.


................................................................................................................

Ewald Engelen <e.r.engelen@uva.nl> is hoogleraar financieele geografie 
aan de Universiteit van Amsterdam en vaste columnist van de Groene 
Amsterdammer. Een verkorte versie van dit artikel getiteld 'De 
onstuitbare opmars van de bestuurlijke larie' is 22 juli 2011 verschenen 
in NRC Handelsblad/Next.


Literatuurselectie

Crouch, C. (2004) Post Democracy. Cambridge, U.K.: Polity Press.
Engelen, E. (2007) Amsterdamned'? The uncertain future of a
financial centre. Environment and planning A. 39, nummer 6, pp.
1306-1324.

Engelen, E., et al. (2010) Reconceptualizing financial innovation:
frame, conjuncture and bricolage. Economy and Society vol. 39,
nummer 1. pp. 33-63.

Engelen, E. et al. (2011) After the great complacence, financial
crisis and the politics of reform. Ofxord: Oxford University Press.
Frankfurt, H. (2005) On Bullshit. Princeton, N.J.: Princeton
University Press.



--------------------
(*) Ons motto: "zeg die dingen gewoon, dan heb je je lol gehad, en hoef
je 't niet te doen - dat scheelt een hele hoop rompslomp en toestanden
achteraf"

______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).